Corte Notulen van het gespreck, dat de Predicanten v. Ziericzee met de Mennisten ghehouden hebben tot Ziericzee ende Colyns-plate, maer oock uyt de prothocollen van Franckenthal, Embden en Leeuwarden, als oock uyt de Schriften v. Menno Simons, D. Philips, C. de Cuyper, J. Outerman etc. Alles met eene grondighe wederlegginghe uyt de H. Schrift, ghestelt tot waerschuwinghe door G.U.C.f. Hier zyn noch bij gevoecht de Corte Not. v.h. gespreck tot Zier., mitsg. dry Registers. Zier. 1620. 4o; 2e dr. Dordr. 1646. 4o. (U.B. Leid.). Hierin beschuldigt Udemans de Knuyt dat deze in zijn Bekentenisse geploegd had met het kalf van Jacques Outerman, den bekenden leeraar der Vlaamsche Doopsgezinden te Haarlem, wiens rechtzinnigheid, bepaaldelijk ten aanzien van de menschwording van Gods Zoon, reeds lang in verdenking was, en tot wiens medestanders de Knuyt behoorde.
Later vond ook de heftige bestrijder der Protestanten Arnout van Geluwe in de Knuyts Corte Bekentenisse aanleiding om een aanval te richten op de Doopsgezinden en bij wijze van ‘tegen-gift’ tegen de gevoelens in dat geschrift ontwikkeld een uiteenzetting te geven van de belijdenis der Roomsche Kerk ten opzichte van de daarin behandelde punten. Hij deed dit in een werk, dat tot titel heeft: Een onoverwinnelycke Schrift-matighe Roomsche Catholijcke belydenisse des gheloofs, van Godt den Vader, Godt den Soon, Godt den H. Geest, den Kinder-doop, ende v.h. wettelyck eedt-sweeren, ende v.h. ampt der Christlycke Overheydt, ofte eene Schrift-matighe teghen-gift, ghesteldt teghen die onschriftmatighe belydenisse der nieuwghesinde Wederdooperen, voor dezen uytghegheven tot verleydinghe van de eenvoudige onnoosele herten door Françoys de Knuyt.... Hier is nog bij ghevoegt een openbare disputatie ghehouden in de stadt v. Aerdenborgh in de volle vergaederinghe v.d. Kerke der Wederdoopers tusschen Aernout v. Geluwe, ende Boudewyn de Meyer den ghepretendeerden Bisschop der Wederdoopers, in de Biesen, in Oost-Vlaander. Antwerpen. 1654. (De Cat. Doopsgez. Bibl. Amst. II, blz. 127 noemt een uitgave van 1651).
Opmerking verdient nog dat de Knuyt een der trouwste en zuiverste vertegenwoordigers onder de Vlamingen was van hen, die de oude wijze van bidden in de vergadering voorstonden; hij meende dat ieder die daaraan deelnam in en voor zichzelf moest bidden, en was dus een tegenstander van openbare gebeden.
Hij was gehuwd met Grietken Jan Bevelsdr. of Bivelsdr. Portretten zijn van hem niet bekend.
De titels der door Fr. de Knuyt uitgegeven geschriften luiden:
Verantwoordinghe. 1617. (De volledige titel van dit geschrift, dat gericht was tegen het hiervóór genoemde Waerachtigh Verhael van Abr. Stamperius, kon niet vastgesteld worden). - Onder Verbeteringhe, een Corte Bekentenisse onses Geloofs. Van Vader, Sone, ende Heylighen Geest, den Heylighen Doop, het ampt der Overheijt ende het Eedt-sweren. Met eenige Christelycke gebeden. Op blz. 146 een afzond. titel: Onder verbet., een nut en noodich onderrecht tot de godtsalighe oeffeninge des gebedts enz. Op blz. 195 een afzond. titel: Onder verbet. Chr. ghebeden, die om verscheyden nooden ende oorsaecken connen ghedaen worden. Achteraan, m. nieuwe pagin. en dezen titel: Hier volghen sommige Psalmen ende geestelijcke Liedekens. (Rogge, Cat. Rem. Bibl. Amst. St. II. Afd. II, blz. 56, 57). Z. pl. of j. (1618 1e dr.); 2e dr. Amst. 1623; 3e dr. Haarlem. 1635. 12o; 4e dr. Amst. 1642; herdr. Haarlem 1648 en 1684; Gron. 1709. (Van de meeste dezer drukken is een ex. aanwezig in de Doopsgez. Bibl. te Amsterdam). |
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VII2, blz. 85. - Glasius, Godg. Ned. II, blz. 283. - Nagtglas, Levensber., blz. 551, 552. - Paquôt, Mémoires. III. p. 478. -