[Roelof de Klover]
KLOVER (Roelof de), geboren te Culemborg den 2en Febr. 1792 uit het huwelijk van Jan de Klover en Anna Telbergen, werd op nog geen een-en-twintigjarigen leeftijd, in 1812 aan de hoogeschool te Straatsburg vereerd met den titel van ‘bachelier-ès-lettres’. In Oct. 1815 werd hij bevestigd als predikant bij de Luthersche Gemeente te Bergen op Zoom, en den 15en Sept. 1816 bij die te Breda door Ds. J.G.E. Pupke Fortmeijer, pred. te Dordrecht (m. Fil. II:29; intr. m. I Cor. IV:1-5). Hij overleed te Breda aan een uitterende ziekte den 15en Juli 1834. Schijnbaar herstellende hield hij den 9en Maart te voren zijn laatste preek over de woorden: ‘Het is volbracht’.
Uit zijn in druk verschenen geschriften blijkt hoe warm hij gevoelde voor vorst en vaderland. Vóór het uitbreken der onlusten was hij ijverig werkzaam als godsdienstleeraar der kadetten aan de Kon. Militaire Academie te Breda. In ruime mate bezat hij de achting van al wie hem kenden. Hij was iemand van bijzondere gaven van welsprekendheid, waarvan ook menige kansel buiten zijn eigen gemeente het bewijs heeft geleverd. Zijn uitgegeven preek ter herinnering aan v. Speyk's heldendood draagt het karakter van een motto-preek; zij heeft naar aanleiding van het woord van den richter Simson: ‘Mijne ziel sterve met de Filistijnen!’ dit thema: ‘Van Speyk, het verhevenst en vereerendswaardigst toonbeeld der onvervalschte voorvaderlijke deugden’, hetgeen in drieën wordt toegelicht.
Ook de dichtkunst werd door hem beoefend. De weinige gedichten en vertalingen, die van hem het licht zagen, deden verwachten dat zijn gave in dit opzicht nog wel aan de vaderlandsche letteren zou ten goede zijn gekomen, ware hij langer in het leven gespaard gebleven.
Zijn vroegtijdig heengaan werd door velen betreurd niet alleen om zijn begaafdheden, maar ook om zijn persoonlijke hoedanigheden. Hij liet behalve een weduwe, Henriette Charlotte Tijl, een hoogbejaarde moeder achter.
Portretten zijn van hem niet bekend.
Hij gaf in druk uit:
Vaderlandsche Opwekkings-leerr. n. aanl. v. Ps. LXXXV:9-14; ten betooge, dat uit het onheil dezer dagen ons waar geluk moet geboren worden. Breda. 1830. 8o (Kon. Bibl.). - Leerr. ter gedachtenisvier. v. Jan Carel Joseph v. Speyk, Lt. ter Zee, op Z.M. Kanonneerboot No. 2. Rotterd. 1831. 8o. (Kon. Bibl.). - In dichtmaat: Het Verheugd Breda, bij de aannadering v. Neerlandsch Jongen Held, Zijne Kon. Hoogh. Prinse v. Oranje en deszelfs Kon. Gemalinne, 14 Oct. 1816. Breda, 1816. 8o. (Kon. Bibl.). - [Met J.J.F. Wap], Lijkzang op den Weleerw. Z. Gel. Heere Paulus Henricus Marron, Ridder v.h. Legioen v. Eer en Voorz. v.h. Konsistorie der Hervormden te Parijs, door Mr. J.H. Hoeufft, het Latijn vrij gevolgd. Breda. 1832. 8o (Kon. Bibl.). |
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VII2, blz. 75. - Dez., Wdb. Ned. Dicht. II, blz. 326. - Loosjes, Naaml. Pred. Luth. K., blz. 149. - Hs. Borger. - Alg. Konst- en Letterb. v.h. jr. 1834. Dl. II, blz. 65, 117-120 (hier ook een Lat. vs. van J.H. Hoeufft en een Ned. vs. van J.J.F. Wap aan zijn nagedachtenis gewijd). - Boekz. 1834b, 262-264. - Hartog, Gesch. Predikk., blz. 382.