zeer beslist te moeten bedanken, hoeveel strijd hem dit ook kostte. Inzonderheid de opleiding der a.s. zendelingen bleef zijn aandacht houden. Krachtig werkte hij mede tot de stichting der Ned. Zendingsschool, waarvan hij een der eerste bestuursleden was. Wegens hoogen leeftijd bedankte hij in 1909 als zoodanig. Bij zijn begrafenis te Voorburg werd door Prof. Dr. P.J. Muller vertolkt wat Klinkenberg voor het Zendingswerk geweest is en gedaan heeft.
Ook in de kringen der wetenschap was hij geen vreemde. Gedurende heel zijn loopbaan tot in het laatst van zijn leven gaf hij blijken van onverflauwde belangstelling in theologische, kerkelijke en rechtsgeleerde vraagstukken. De periodieken der Evangelischen: Geloof en Vrijheid, de voortzetting hiervan, het Nieuw Evang. Tijdschrift, het Evang. Zondagsblad, waarvan hij ook eenigen tijd mederedacteur was, en het Dagboek Brood des Levens bevatten vele studiën e.a. bijdragen van zijn hand. In het bijzonder getuigen zijn talrijke artikelen in eerstgen. tijdschrift, waarvan hij gedurende 19 jaren een der redacteuren was, van zijn wetenschappelijken zin en veelzijdigheid. De Commissie van Voordracht voor de benoeming van hoogleeraren in de Godgeleerdheid vanwege de N. Herv. Kerk plaatste zijn naam eenmaal op een door haar opgemaakte nominatie.
Onder de predikanten en theologen van de Evang. richting behoorde Klinkenberg tot de meer naar ‘rechts’ dan naar ‘links’ georiënteerden. De Ned. Evangelische Vereeniging erkende zijn verdiensten door hem te benoemen tot haar Eerevoorzitter. Op zijn 80en verjaardag werd hem namens een groot aantal leden en begunstigers dezer Vereeniging een album aangeboden, waarin eenige photo's uit zijn voormalige standplaatsen.
Met groote opgewektheid bleef hij, ook te Voorburg, aan het openbaar leven deelnemen. Menige bijdrage in de Nieuwe Courant e.a. organen getuigde van zijn breeden blik op de problemen van den dag. Tot aan zijn dood stond hij met groote belangstelling ook nog in het volle maatschappelijke leven.
De Regeering onderscheidde hem door de benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Hij was gehuwd met Mej. Neeltje Johanna van Binsbergen, die hem 7 Dec. 1904 te Voorburg door den dood werd ontnomen, waarna hij kinderloos overbleef.
Van hem zag het licht: Recht voor Indië. Toespr. bij de Jaarvergader. der Afd. Friesland v.h. Ned. Zendel. Genootschap, geh. te Dokkum 18 Juni 1874. Sneek. 1874. 8o. - De volksschool, wat zij moet zijn. Leeuw. 1875. 8o. - Kalvijn en het Kalvinisme. Rede, geh. voor de Prot. Vereenigingen te Leeuwarden op 1 Nov. 1886. Leeuw. 1886. 8o. - Paschen. In: Volksblaadjes. Uitgeg. vanw. de Evang. Vereen. Zutphen. Apeldoorn 1886-1888. No. 13. - Leerr. over den Heer en zijne Apostelen, geh. te Leeuw. (uitg. t. voord. v.h. nieuwe Diaconessenhuis ald.). Leeuw. 1892. 8o. (Vgl. Gel. en Vrijh. N.S. III, blz. 474, 475). - Geloof, hoop en liefde. Zeven leerred. Leeuw. 1895. 8o. (Vgl. Gel. en Vrijh. N.S. VI, blz. 319). - De Evangelische Richting, in: Kerk en Secte, ond. red. v. Dr. S.D. v. Veen. No. XL (S. I, No. 2). Baarn. 1907. 8o.
In het tijdschrift Geloof en Vrijheid komen de volgende bijdragen van zijn hand voor:
Een toespraak na den Hervormingsdag. 10e Jrg. (1876), blz. 171-192. - De Eed. 14e Jrg. (1880), blz. 275-290. - Nog iets over den Eed. 15e Jrg. (1881), blz. 381-393. - In welke verhouding moet een Predikant zich plaatsen tegenover het staatsleven in onzen tijd? 18e Jrg. (1884), blz. 42-53. - Godsdienst en zedelijkheid. 22e Jrg. (1888), blz.
|