Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend
[pagina 742]
| |
KEUCHENIUS (Clemens), oudste zoon uit het huwelijk van Wilhelmus Keuchenius (broeder v. Petrus K., dien hij als predikant van Alem en Maren in 1686 was opgevolgd) en Margaretha Peregrinus, dochter van Paulus Peregrinus, pred. te Ingen, en zuster van den Haagschen predikant Jacobus Peregrinus. Hij werd den 23en Jan. 1707 te Alem gedoopt en verhuisde in 1711 met het ouderlijk gezin naar Vught. Den 22en Sept. 1725 ingeschreven als student te Leiden, trad hij, proponent geworden, in 1732 op als adjunct bij zijn vader (intr. 11 Mei m. 2 Cor. V:1). Na diens overlijden den 22en Maart 1743 aanvaardde hij den dienst te Vught als vast predikant. Hij bleef er werkzaam totdat hij wegens het ingaan van zijn emeritaat den 27en Oct. 1782 afscheid preekte, bij welke gelegenheid hij tevens zijn opvolger N.H. Vrythoff bevestigde (m. 1 Thess. IV:1). Den 14en Jan. 1788 overleed hij aan verval van krachten te Schiedam ten huize van zijn zoon, Med. Dr., Willem Mattheus. Hij nam de pen op naar aanleiding van het opzienbarend geval van de clandestiene verloving en het buiten toestemming van de ouders der bruid te Cleve gesloten huwelijk van Abdias Velingius, predikant te 's-Hertogenbosch, met een meisje uit Rotterdam (zie ond. zijn geschr.). Hij was gehuwd met Johanna Christina Hooft (ondertr. te Amsterdam 5 Apr. 1736); zij hertrouwde met Gerbrand v.d. Eeckhout. Van hem worden geen portretten vermeld. Met levendige trekken is door hem beschreven hoe hij in zijn dorpskerk getuige was van een buitengewoon zwaar onweer. J.F. Martinet plaatste deze beschrijving, door zijn neef gegeven, in een verhandeling: Verbaazende uitwerksels door een onweder, in: Verhandel. uitgeg. d.d. Holl. Maatsch. der Wetenschappen te Haarlem. XIVe Dl. Haarl. 1773. Het is daaruit overgenomen in: Boekz. 1775a, 185-191. Afzonderlijk zag van Clemens Keuchenius het licht: Berigt en Verantwoording - waar in onder anderen, uit een Brief v.d. Eerw. Theol. Faculteit te Franeker getoont wordt, waarom, en op wat grondt agter het Titelbladt v. zyn werkje gen. Kenoofonia Velingia heeft laten Drukken, zo als daar te zien is. Breda. 1749. 8o. (Boekz. 1749b, 687). - Het ydel roepen v. Do Abdias Velingius, wederlegt in een vertoog, waar in duidelyk aangetoond werd, dat zeer ongegrond zyn alle de beswaarnissen, dewelke Zyn Ed. heeft ingebragt tegen het Boekje v.d. Heer de WithGa naar voetnoot1) over de clandestine Verlooving bondig wederlegt. 's-Hertogenbosch 1749. 8o. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VII2, 47. - Alb. Stud. L. Bat., k. 900. - Mndbl. ‘De Ned. Leeuw’. 37e Jrg. (1919), blz. 219. - Ned. Patriciaat. 13e Jrg. (1923), blz. 188. |
|