Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend
[pagina 667]
| |
Kasteele en Elisabeth Sophia van Hierschot, werd den 12en Juli 1767 geboren te Meliskerke, waar zijn vader, die zich in 1787 onderscheidde door zijn ijver voor het Huis van Oranje, destijds predikant was. Hij ontving zijn opleiding te Halle, daarna te Leiden, waar hij den 14en Sept. 1785 in het Alb. Stud. werd ingeschreven. Tot proponent bevorderd onder de classis Voorne den 23en Juni 1789, werd hij den 13en Sept. bevestigd te Rozendaal (Overveluwe) door zijn vader, die in 1774 Meliskerke voor Brielle verwisseld had (bev. t. 2 Tim. I:2, intr. t. Ps. CXIX:9). In 1790 bedankte hij voor een beroep naar Voorschoten. Den 28en Mei 1792 (2en Pinksterd.) werd hij bevestigd te Lent door Ds. J.C. Boot, pred. te Arnhem (m. Hand. II:10b; intr. m. Joh. IV:35-38; afsch. te Rozendaal 20 Mei). Den 20en Oct. 1793 reeds preekte hij afscheid te Lent (m. 2 Cor. XIII:11, waarna hij den 27en intrede deed te Maastricht (m. Jes. LVII:19a), na bevestigd te zijn door Ds. A.A. de Rouville, pred. ald. (m. 2 Tim. II:25). In 1795 bedankte hij voor een beroep naar Gent c.a. Den 21en Aug. 1796 preekte hij afscheid te Maastricht (m. Ps. CXXXVIII:8), waarna hij den 11en Sept. bevestigd werd te Breda door Ds. J. Groeneveld, pred. te 's-Gravenhage (m. Ef. II:17, intr. m. Joh. IV:34). In Juni 1799 werd hij te Brielle beroepen in de door het overlijden zijns vaders (7 Mei 1799) onstane vacature ald., doch hij bedankte. Twee jaren later nam hij een beroep naar 's-Gravenhage aan, waar hij den 11en Oct. 1801 bevestigd werd door Dr. J.B. Noordink pred. ald. (m. 2 Cor. IV:5; intr. m. 1 Cor. I:25; afsch. te Breda 4 Oct. m. Jac. II:18a). Nog eenmaal (13 Aug. 1813) beriep Maastricht hem, maar hij volgde die roeping niet op. Den 18en Sept. 1814 herdacht hij zijn 25 jarige Ev. bediening (m. Ps. CIV:33) en den 15en Oct. 1826 zijn 25 jarige bediening te 's-Gravenhage (m. Hand. XXVI:22a). Den 10en Oct. 1833 verkreeg hij wegens toenemende gezichtsverzwakking eervol emeritaat. Gedurende zijn overige levensjaren, meest aan zijn woning gebonden, waar hij velen gastvrij ontving, was hij verstoken van allen letterarbeid. Hij overleed te 's-Gravenhage den 25en Nov. 1845. Hij was een geleerd man van veelzijdige kennis in verschillende kunsten en wetenschappen, wiens bijzondere voorliefde de natuurkunde had. Zijn prediking, door velen met graagte gehoord, werd gekenmerkt door een levendige voordracht, sierlijken stijl en dichterlijke gedachten. Den 4en Sept 1815 werd hij benoemd tot lid van de commissie voor de Prot. Kerk in O. en W. Indië. Hij was scriba van het Classicaal Bestuur van 's-Gravenhage, medebestuurder van het Ned. Zendeling- en van het Ned. Bijbelgenootschap, voorts lid van verschillende corporaties van Natuur-, Letter- en Dichtkunde, o.a. corresp. lid van de Maatschappij van Kunsten en Wetenschappen te Batavia; voorzitter van de Plaatselijke Schoolcommissie te 's-Gravenhage en Directeur van 's Konings Kabinet van oud- en zeldzaamheden aldaar. Ook was hij Ridder in de Orde van den Ned. Leeuw. In zijn huiselijk leven maakte hij menige beproeving door, maar hij doorstond ze met kloekmoedig geloof. Driemalen was hij gehuwd 1o. te Gouda 16 Aug. 1789 met Maria Regista Scholte, geb. te Beets 21 Oct. 1764, overl. te 's-Gravenhage, 27 Juli 1804, dochter v. Johannes Scholte, pred. te Beets; 2o. te 's-Gravenhage 11 Sept. 1809 met Sara Klazina de Kempenaer, geb. ald. 6 Sept. 1771, overl. ald. 7 Sept. 1812; 3o. te Delft 19 Mei 1813 met Anna Anthonia van Schuylenburch, geb. ald. 18 Febr., dochter v. Mr. Abraham v. S., Burgemeester v. Delft, en van Anna Anthonia v. Bleyswijk. Uit deze drie huwelijken werden in 't geheel twintig kinderen geboren, waarvan verscheidene jong stierven. Van R.P. v.d. Kasteele bestaan een paar portretten, een ao 1803 borstb. links. In ov. | |
[pagina 668]
| |
m. 2 reg. Holl. onderschrift en 2 reg. vs. v. T. v. Limburg: Naar en door H.W. Caspari ad vivum, m. adr. v. J. v. L. Hulsebosch. gr. 4o; een ao 1804 borstb. links, met bef, doch m. jongere trekken dan op het voorg. portr. Met 2 reg. Holl. onderschr. en 2 reg. vs. v. T. v. Limburg. Fraaie zw. kunst n. en door C.H. Hodges (in Zelandia Illustrata) 4o; een ao 1804, geheel als het laatstgen. ov. zonder rand, m. zinneb. bijwerk. Zw. kunst m. naam v. J. Wapperom, waarboven blanke ruimte, wschl. voor een vers of onderschr. gr. 4o (v. Someren, Cat. v. Portr. II No. 2873-2875). Van hem zag het licht: Liederen en woorden, tot opwekking bij het godsdienstig Pinksterfeest. 's-Gravenh. 1802. 8o. - Verhandeling over de beste middelen, om onze jongelingschap waren smaak te doen krijgen in den Chr. godsdienst. Franeker. 1812. 8o. - Ode aan God en het vaderland. 's-Grav. [In dichtm.] 1814. 8o. - Redev. ov. de verwantschap tusschen den dichter en den schilder. 's-Grav. (1818) 8o. (Cat. Bibl. N.L. II, k. 951). - Verslag v.d. staat des Bijbelgenootschaps, in de alg. verg. der leden v.d. afd. 's-Gravenh. op den 19en Apr. 1819. 's-Gravenh. 1819. 8o. (Knuttel, Cat. Pamfl. VI, No. 24883). - Guide du Cabinet Royal de curiosités (à la Haye). La Haye. 1825. 800 cart. Hetz. werk in het Hollandsch. (Cat. Bibl. N.L. II, k. 459). (Bedoelde collectie bestaat thans niet meer). Een gedicht van R.P. v.d. Kasteele uit zijn studententijd draagt (anon. verschenen) tot opschrift Laetissima die Adventus.... Arausionensium et Nassaviorum Principis Guilielmi V.... Leidae ad d. IV October. MDCCLXXXVIII. Z. afz. titel. 8o. (Knuttel, Cat. Pamfl. V, No. 21825). - Ook schreef hij De Herfst, Cantate voor het Godsd. Zanggenootschap te 's-Gravenhage, bij Vosmaer en Zn. 1803. In Boekz. 1824b, 755-759 vindt men onder Mengelwerk een Latijnsch gedicht uit de Jahrbücher der Theologie u. Theol. Nachrichten van Dr. F.H.E. Schwarz (van Apr. 1844) met Hoogduitsche overzetting, waaraan v.d. K. een Nederduitsche vertaling toevoegde. Bovendien komen dichtstukken van zijn hand voor in Mengelwerk v.h. Genootsch. ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VII2, blz. 21, 22. -Frederiks en v.d. Branden, id., blz. 408. - Nagtglas, Levensber., blz. 518, 519. - Hs. Borger. - Boekz. 1845b, 813- 816. - Alg. Konst- en Letterbode v.h. jr. 1845b, blz. 813-816. - Handel. Maatsch. v. Ned. Letterk. 1846, blz. 15-17. - Nav. XXVII (1877), blz. 638, 639. - E.J.W. Posthumus Meyjes, Kerkel. 's-Gravenhage in vroeger eeuw, blz. 112, 113. - Alb. Stud. L. Bat., k. 1151. - A.A. Vorsterman v. Oyen, Stam- en Wapenboek v. aanzienl. Ned. Fam. II, blz. 137, 138. - Meded. v.d. Hr. W.M.C. Regt. |
|