naar Laren (bij Zutphen), waar zijn bevestiging den 10en Juni 1804 plaats had door Ds. S. ten Bokkel Huinink, pred. te Winterswijk (wiens opengevallen plaats hij te Laren kwam innemen) (m. Hebr. XIII:8; intr. m. Col. III:11b-13; afsch. te Ritthem 13 Mei m. Joh. XIII:33a). In Mei 1808 ontving hij een beroep naar Zijderveld, waarvoor hij bedankte. Den 11en Aug. 1822 vierde hij gedachtenis van zijn 25 jarige Ev. bediening (m. Hand. XXVI:22), den 14en Juni 1829 van zijn even langdurige bediening te Laren (m. Joh. IX:4), en den 6en Aug. 1837 van zijn 40 jarigen dienst (m. Jac. V:19,20). Den 25en Oct. 1835 leidde hij de laatste godsdienstoefening in de oude Larensche kerk. Van 1841 tot zijn dood had hij een hulpprediker naast zich in Jan Boele, den lateren predikant van Oosterwijtwerd, die met Kalckhoffs dochter Petronella Diederica gehuwd was. Een zenuwberoerte, maakte na korte ongesteldheid een eind aan K.'s leven den 11en Nov. 1843.
Hij huwde te Verwolde (onder Laren) met Margaretha Theodora Elisabeth Coolhaas, (geb. te Amsterdam 6 Mei 1766, overl. te Laren 19 Febr. 1841), zuster van Ds. Gerrit Jan Coolhaas te Amerongen.
De Boekzaal bevat van hem de volgende bijdragen:
Jrg. 1822a, 41-44: Iets over 2 Thess. III:14. - Jrg. 1824a, 303-304: Iets over Joh. III:16-21. - Jrg. 1825b, 184, 185: Geneesmiddel tegen moedeloosheid. - Jrg. 1828a, 41-50: Is Lodensteyn de oorspronkelijke maker v.h. schoone LXIIste Gezang?. - Jrg. 1828b, 663-666: Wat is waarheid? - Jrg. 1829a, 41-45: Opmerkelijke vrage v.e. Christen, met een proeve van antwoord. Naar aanleiding van deze proeve v. antwoord opperden twee predikanten hun bedenkingen: Ds. R. Damsté in Jrg. 1829b, 331-338: Iets betreffende een oplossing der vraag: Moet een geloovig Christen nog steeds om de vergeving v. alle zonden, welke hij immer bedreef, blijven bidden, of die bede slechts bepalen tot zijne tegenwoordige struikelingen en tekortkomingen? En Ds. H. Gallois in Jrg. 1829b, 338-343: Eenige aanmerkingen op de proeve v. antwoord v.d. Wel Eerw. Z. Gel. Heer J.G.C. Kalckhoff, pred. te Laren, op eene opmerkelijke vraag v.e. Christen. Hierop gaf Kalckhoff in jrg. 1829b, 648-650 een Voorloopig antwoord aan de WelEerw. Zgel. Heeren R. Damsté en H. Gallois, predd. te Nuis en Vriezenveen; betr. de oplossing der vraag eens Christens: Moet ik de bede om vergiffenis ook nog tot al mijne vorige zonden betrekkelijk maken, of alleen tot mijne tegenwoordige overtredingen bepalen, en dus al het overige beschouwen als eene afgedane zaak? Straks gevolgd door een afzonderlijk uitgegeven geschrift van
Kalckhoff: Verschillende gedachten over de betamende uitgestrektheid of bepaaldheid van 's Christens bede om de vergeving v. zijne zonden. Zutphen 1830. 8o (vgl. hierover: Boekz. 1831b, 576-579).
In Jrg. 1837a. 217, 218: Verrassende beslechting in een verschil over den naam eens kinds.
Voorts is hij de schrijver van een anoniem uitgegeven: Proeve tegen de verbastering der Nederl. taal, door beschaafde Nederlanders; benevens eenige bijlagen, door eenen Duitschen Beminnaar der Nederl. volkstaal. Zutphen. 1829. 8o. ((Bibl. N.L.).
Hij beijverde zich voor de verspreiding in Duitschland van een Hoogd, uitgave van Ew. Kist, Beknopte Beoefeningsleer. (Vgl. hierover Boekz.: 1826a, 266-268; b, 123, 549-551; 1827a, 120; b, 414, 415; 1828a, 789, 790).
De anon. uitgeg.: Schetsen, No. I. Iets over onze Spelling; No. 2. Proeve over onze Fransche taalbastaardy; Zutphen, 1816. 8o. zijn o.a. in den Cat. N.L. I, k. 151 ten onrechte aan Kalckhoff toegeschreven, terwijl A.C.W. Staring er de auteur van is (vgl. v. Doorninck, a.w. I, k. 62; II, k. 500).
Litteratuur: Hs. Borger. - Boekz. 1843b, 823, 824, 836. - Stam- en Wapenb. II, 173. - Meded, v.d. Heer W.M.C. Regt.