Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Pierre Jurieu]JURIEU (Pierre) werd op 24 December 1637 te Mer uit een Fransch predikantengeslacht geboren; zijn vader was Daniel Jurieu, predikant aldaar, en zijn moeder een dochter van Pierre du Moulin, predikant en hoogleeraar te Sedan († 1658). Te Saumur tot de studie voorbereid, waar hij op 13 September 1656 tot maître ès arts werd bevorderd, bezocht hij daarna de hoogeschool te Sedan, waar hij in de theologie studeerde, en verliet haar in 1658 na het verdedigen van een specimen De vita Dei. Daarna maakte hij een reis naar Holland, waar hij eenige academies bezocht, zonder zich echter als student te laten inschrijven en ging met hetzelfde doel naar Engeland. Hier liet hij zich volgens den Anglicaanschen ritus tot predikant ordenen, maar toen hij spoedig daarop zijn vader te Mer zou opvolgen, moest de ordening nogeens op de gebruikelijke wijze plaats hebben. Reeds in 1666 ontving hij een beroep naar Rotterdam, waar men het gewone tractement van f 600. - tot f 800. - wilde verhoogen, doch hij wees dit van de hand, daar hij te Mer eenzelfde tractement genoot en daar bovendien huis en landerijen bezat. Jöcher beweert, dat hij na Mer ook nog te Vitre werkzaam was; in allen gevalle is hij in 1674 naar Sedan vertrokken, waar hij op 14 Maart tot hoogleeraar in het Hebreeuwsch en op 21 Mei tot hoogleeraar in de theologie werd aangesteld. Ondanks zijn vrij zwakke gezondheid nam hij ook nog het predikambt aldaar waar en was zóó ijverig in het vervullen van zijn veelzijdige taak, dat hij, naar men zegt, gedurende zijn verblijf te Sedan slechts tweemaal de stad heeft verlaten: eens in 1677 om een conferentie te Parijs bij te wonen en eens in 1679, om zijn vrouw naar Aken te brengen, waar zij de baden moest gebruiken. Reeds toen heeft hij in allerlei geschriften de Protestantsche beginselen verdedigd, maar ook verschil gehad met zijn ambtgenoot Le Blanc, tegen wien hij een Lettre sur le baptême (Sedan 1675) schreef. Hierin verdedigde hij de noodzakelijkheid van den doop, omdat hij beweerde: zonder doop geen zondevergeving en geen heiligmaking; later heeft Saurin hem ook op dit punt aangevallen. Toen Groningen hem in 1680 verzocht, zich als hoogleeraar en predikant aan die stad te verbinden, weigerde hij, maar in Juli 1681 werd de academie te Sedan opgeheven en Jurieu, die daar geen predikant wilde blijven, ontving een beroep naar Rouen, dat hij in ernstige overweging nam. Doch vóór hij een definitief besluit genomen had, ontving hij den raad, uit Frankrijk te wijken, daar de Roomsche geestelijkheid zich op hem wreken wilde over de geschriften, waarin hij haar had aangevallen, in 't bijzonder over La politique du clergé de France, in 1680 te Amsterdam verschenen. Jurieu ging op dien raad in en vertrok naar de | |
[pagina 625]
| |
Nederlanden, volgens sommigen wel wat al te haastig voor iemand, die later vanuit zijn veilige wijkplaats niet ophield, zijn broeders in de verdrukking tot heldenmoed te vermanen. In Holland aangekomen, vestigde hij zich te 's-Gravenhage en was blijkbaar hier te lande reeds zóó bekend, dat hij onmiddellijk uit Groningen, en een paar weken later uit Rotterdam een aanbod ontving, om als predikant werkzaam te zijn, met belofte van een professoraat. Jurieu koos Rotterdam, waar hij waarschijnlijk door invloed van den pensionaris Paets en den oud-burgemeester Pieter de Mey, beiden Arminiaansgezind, de benoeming ontvangen had en waarop Bayle, vroeger zijn ambtgenoot te Sedan, toen zijn vriend, maar later zijn vijand, zeker invloed geoefend heeft. De vroedschap keurde den 18en Januari 1682 het beroep goed en schonk Jurieu boven het jaarlijksch salaris van f 600. -, nog f 315. - als schadeloosstelling, omdat zijn huisraad, uit Sedan naar Holland gezonden, onderweg gestolen was. Jurieu werd te Rotterdam de opvolger van C. de Rochefort en stond aanvankelijk als Arminiaansgezind bekend; langzamerhand werd hij meer en meer Calvinist. Steeds echter muntte hij als prediker uit en maakte zich als zoodanig een naam, die in de Nederlanden terecht algemeene bekendheid verwierf. Bayle getuigde van hem: ‘Jamais on n'a vu une imagination plus vaste et plus féconde, jamais la morale n'a été traitée dans nos chaires avec plus d'éclat et de solidité. Il prêche d'une façon tout extraordinaire et il revêt ses pensées d'un air d'éloquence si magnifique que rien plus’. Hij bedankte dan ook voor een benoeming aan de hoogeschool te Leiden, omdat hij dan zijn voornaamste talent, het preeken, ongebruikt zou moeten laten. Tot hoogleeraar benoemd, werd hem het onderwijs in de wijsbegeeerte en in de godgeleerdheid opgedragen. Ook hier toonde hij zich door zijn geschriften een geducht kampvechter voor het Protestantisme en was daarom ook een groot vereerder van prins Willem III en diens vrouw. Dit blijkt wel uit zijn Apologie pour LL. SS. MM. Britanniques contre un infâme libelle, intitulé: Le vrai portrait de Guillaume Henri de Nassau (la Haye 1689), vertaald als: Apologie voor hare Kon. Maj. van Groot-Brittanje enz. (Amst. 1689) en uit A pastoral letter on the death of queen Mary (Lond. 1695). Maar tevens bepleitte hij sinds 1685 bij dien vorst de belangen der réfugiés, zoodat Willem III bij den vrede van Rijswijk in 1697 aan de gemachtigden der Staten-Generaal opdroeg, die belangen tegenover den Franschen koning te behartigen, hetgeen echter weinig succes had, omdat men in dit opzicht niet meer gedaan heeft dan noodig was, om den schijn te redden. Het Fransche gouvernement zou Jurieu dan ook als een gevaarlijk man beschouwd hebben en poogde, naar men zegt, in 1687 tevergeefs hem op te lichten en naar Frankrijk te brengen. Toch is dit alles weer moeilijk te rijmen met de politieke rol, die Jurieu - volgens andere berichten - gespeeld heeft. Volgens deze zou hij in 1688 aan den Franschen gezant d'Avaux aanwijzingen hebben verstrekt omtrent de staatkundige bedoelingen van den Prins van Oranje, terwijl hij in 1689 weer een geschrift aan de Zwitsers richt, om hen op te wekken tot een bondgenootschap tegen Frankrijk. Verder is er nog een correspondentie gepubliceerd tusschen Jurieu en Vernon, den secretaris van Shrewsbury, minister van Willem III; deze correspondentie loopt van 1693 tot 1697 en bewijst, dat Jurieu door spionnen inlichtingen uit Frankrijk kreeg en deze dan aan den Engelschen koning meedeelde. Deze politieke werkzaamheid van Jurieu is een nadere studie waard; het zou niet onmogelijk zijn, dat zijn hoogmoed en wensch, om een belangrijke rol te spelen, hem tot deze handelingen gebracht hebben, maar het verraderlijke, dat erin gelegen is, om in 't geheim soms Frankrijk te dienen en in 't openbaar de kampioen voor het Protestantisme en tegen het Fransche gouvernement te zijn, zou een geheel anderen blik | |
[pagina 626]
| |
geven op het karakter van dezen man, dien men om zijn hoogmoed, heerschzucht en twistgierigheid herhaaldelijk heeft veroordeeld, maar wien men nooit zulk een dubbelhartigheid heeft verweten. Jurieu was door zijn zwak gestel en groote werkzaamheid vroeg oud. Hij leed aan jicht, waardoor hij reeds in 1698 zijn gemeenteleden niet meer kon bezoeken en later kreeg hij last van duizelingen. In 1702 werd hem André Terson, predikant te Hoorn, als adjunct toegevoegd en toen deze in 1709 overleed, stond Jurieu jaarlijks f 500. - van zijn tractement aan zijn collega's af voor de moeite, die zijn ziekelijkheid hun veroorzaakte. Hij overleed niet lang daarna, 11 Januari 1713, en werd in de Waalsche kerk te Rotterdam begraven. Bij testament had hij f 500. - aan de armen vermaakt en legateerde hij zijn bibliotheek aan de Waalsche kerk onder voorwaarde, dat aan zijn weduwe gedurende haar verder leven jaarlijks f 300. - door de stad zou worden uitbetaald. De vroedschap wilde hierop echter niet ingaan, zoodat het legaat verviel. Zijn huwelijk met zijn nicht Hélène du Moulin, dochter van Cyrus du Moulin en zuster van Susanne, gehuwd met Jacques Basnage, bleef kinderloos. Zij behoorde tot een theosofische secte, die vooral in Engeland veel aanhangers telde; op haar verzoek kwamen haar geestverwanten meermalen naar Holland en vergaderden dan te haren huize, zoodat het Waalsche consistorie daaraan aanstoot nam en haar verzocht, om, zoolang zij daarin geen verandering wilde brengen, niet aan het Avondmaal deel te nemen. Na den dood van haar echtgenoot is zij naar Engeland gegaan en daar overleden. Het meest heeft Jurieu zich door zijn strijdlustigheid en strijdvaardigheid bekend gemaakt. Achtte hij iemand om de een of andere reden zijn tegenstander, dan vervolgde hij hem met buitengewone felheid; zijn talrijke strijdschriften geven dan ook den indruk, dat zijn geheele leven één twist geweest is. Toch mag hierbij niet vergeten worden, dat godsdienstijver hem meestal tot dien strijd aangezet heeft en die strijdschriften soms van groote geleerdheid getuigen, terwijl bovendien andere werken door hem geschreven zijn, die een beteren geest ademen. Dat zijn aanvallen zich vóór alles tegen Rome hebben gericht, is te begrijpen; de kans, vervolgd te worden, had hem uit zijn vaderland doen vluchten en sindsdien hadden vele geloofsgenooten ondervonden, tot welke maatregelen de Roomsche kerk haar toevlucht nam, om Frankrijk van ketterij te zuiveren. Vandaar in de eerste plaats zijn beschrijvingen van het lijden der Protestanten in dat land, die telkens een aanklacht tegen de Roomsche kerk inhouden. Tijdens zijn verblijf te Sedan had hij anonym het reeds genoemde boek geschreven: La politique du clergé de France, 2 dln. (Amst. 1680), door F. Halma vertaald als: De staatkunde van de geestelijkheyt in Vrankrijk (Utr. 1681) en waarvan een 2e druk, vermeerderd met een Lettre de J. Spon au P. La Chaise en de Derniers efforts de l'innocence affligée in 1682 te den Haag uitkwam; dit laatste verscheen ook afzonderlijk (la Haye 1682; 2e dr. Villefranche 1682). In levendige, geestige samenspraken wordt hier de vervolging der Protestanten geteekend. Eenige jaren later verscheen Réflexions sur la cruelle persécution que souffre l'Église réformée en France et sur la conduite et les actes de la dernière assemblée du clergé de ce royaume (1685; 2e dr. 1686), welk werk ook in het Hollandsch is vertaald als: Aanmerkingen over de wreede vervolging die de Gereformeerde kerke in Vrankrijk lijdt (1685), terwijl misschien ook de Histoire de la persécution des Valées du Piemont (Rott. 1686) van zijn hand is. Maar vooral maakte hij veel indruk door een periodiek, van Augustus 1689 tot September 1690 verschenen en getiteld: Les soupirs de la France esclave qui aspire après la liberté, waarvan 15 afleveringen uitkwamen, die tevens in het Engelsch vertaald zijn, en ook vijf ervan in het Hollandsch als: De suchtingen van het slaefachtigh Vrankrijk ('s-Grav. 1689). De eerste 13 afleveringen zijn - wat zeer opmerkenswaardig | |
[pagina 627]
| |
is - nogeens herdrukt als Les voeux d'un patriote (Amst. 1788) en de reden daarvan is wel te vermoeden. Jurieu geeft hierin niet alleen een meestal juiste critiek op het regeeringsstelsel van Lodewijk XIV, maar verdedigt ook met kracht het beginsel der volkssouvereiniteit: de Koning moest zelfs aan de Staten-Generaal onderworpen zijn. Zóó konden de aanstaande Revolutiemannen in Jurieu een baanbreker van hun denkbeelden begroeten! Ook in de Lettres pastorales, addressées aux Fidèles de France qui gémissent sous la captivité de Babylone, où sont dissipées les illusions que M. de Meaux dans sa Lettre pastorale, et les autres convertisseurs emploient pour séduire, et où l'on trouvera aussi les principaux événemens de la présente persécution (2e dr. Rott. 1686, vervolgd in 1687 en 1688), die te zamen 69 brieven bevatten, toont hij zich een aanhanger van hetzelfde beginsel: het volk is bevoegd, den vorst af te zetten ‘soit que tout le peuple désapprouve le manquement de parole de ces souverains, soit que la plus nombreuse et la plus considérable partie y consente’. Over deze gevoelens van Jurieu heeft F. Puaux gehandeld in zijn Dissertatio pro licentia docendi. Quid de suprema populi potestate Jurius (P. Jurieu) censuerit (Par. 1880). De bovengenoemde Lettres pastorales, ijverig uit Frankrijk geweerd, maar toch daar doorgedrongen, hebben een ontzaglijken invloed gehad: velen, die door de dragonnades hun geloof hadden afgezworen, herriepen hun afval. Ook in Holland werden zij algemeen gelezen in de vertaling: Pastorale of herderlijke brieven, aan de gelovige in Vrankrijk, die onder de gevankenisse van Babel sijn suchtende enz. (Ie brief, 's-Grav. 1686). Tweemaal per week verschenen de volgende brieven, die bij verschijning van den 25en tot titel ontvingen: Pastorale brieven aen de vervolghde gelovigen in Vrankrijk; het tweede jaer ('s-Grav. 1687). Uit den titel blijkt, dat hierin niet alleen een beschrijving der vervolging wordt gegeven, maar tevens een rechtstreeksche aanval gedaan op één der verdedigers van de Roomsche kerk, gelijk Jurieu zich dit dikwijls in zijn geschriften tot taak heeft gesteld. Hier bestreed hij den bisschop van Meaux, den bekenden Bossuet, wiens Histoire de la Variation des Églises Protestantes aan een critiek onderworpen wordt, die van veel kennis en redeneerkracht getuigt. De aangevallene poogt zich te verdedigen in een zestal Avertissements sur les lettres de M. Jurieu, waarin hij Jurieu toch huldigt als den eenigen Franschen Protestant, die door zijn Lettres pastorales ‘exerce la fonction de pasteur dans son troupeau dispersé’. Ook reeds tijdens zijn professoraat te Sedan had Jurieu Bossuet's Exposition de la foi catholique aangevallen in een Préservatif contre le changement de religion (Rouen 1680; 2e dr. ald. 1681; 3e dr. la Haye 1682; 4e dr. Amst. 1717), dat door Benoît zeer geroemd wordt. Niet Bossuet, maar de Jansenist Arnauld voelde zich geroepen, het Préservatif te beantwoorden, waarop de strijdbare Jurieu tegen hem uitgaf: Le janséniste convaincu de vaine sophistiquerie (Amst. 1683). Maar toen Arnauld een Apologie pour les Catholiques had opgesteld, waarin hij Jurieu van valschheid en laster beschuldigde en de Protestanten menschen ‘sans foi ni loi’ noemde, volgde een niet minder heftig tegenschrift van Jurieu: L'esprit de M. Arnauld tiré de sa conduite et des écrits de luy et de ses disciples, 2 dln. (Dev. 1684), dat de meest kwetsende personaliteiten en zelfs lasterlijke aantijgingen bevatte. Ook werden Engelsche toestanden hierin zóó ongunstig beoordeeld, dat de Engelsche gezant zich over dit boek beklaagde en de Staten van Holland op 15 December 1683 de verspreiding verboden, omdat het passages bevatte, ‘die aen eenige Geallieerden en Geconfoedereerden van desen Staet, niet als seer aenstootelijck konnen zijn’. Uit evengenoemden datum blijkt, dat er een druk van 1683 moet bestaan hebben en ook, dat het verbod weinig succes heeft gehad, daar in 1684 een nieuwe druk het licht zag. Later gaf Jurieu nog tegen Arnauld uit: Justification de la morale des Réformés contre les accusations de M. Arnauld, 2 dln. (la Haye 1685), waar- | |
[pagina 628]
| |
van het eerste deel een herdruk is van zijn Apologie pour la morale des Réformés ou défense de leur doctrine sur la justification, la persévérance des vrais saints et la certitude que chaque fidèle peut et doit avoir de son salut (Quévilly 1675), een boek, reeds tijdens Jurieu's verblijf te Sedan tegen Arnauld geschreven en waarvan, volgens Bayle, de Roomschen zelf met waardeering spraken. Tegen den apostaat Brueys schreef Jurieu nog een Suite du Préservatif (Amst. 1682; 2e dr. la Haye 1685), maar meer bekend is zijn bestrijding van den Jezuïet Maimbourg. Deze had in 1682 te Amsterdam en Parijs zijn Histoire du Calvinisme laten verschijnen, waarin hij o.a. de Hervorming de bron noemt van alle oproeren en oorlogen der 16e eeuw, ‘une religion de feu et de sang’, en ruim gebruik maakt van alle lasterlijke praatjes, in dien tijd onder zijn geloofsgenooten over de Protestanten in omloop. Bayle schreef hiertegen een korte, pittige Critique générale, maar Jurieu ging dieper op de zaak in en gaf als vrucht van zijn onderzoek een Histoire du calvinisme et celle du papisme mises en parallèle, 2 dln. (Rott. 1683; een andere druk, die reeds in 1682 te Villefranche zou uitgekomen zijn, wordt ook vermeld). Dit boek is in twee gedeelten, ieder van 21 hoofdstukken, verdeeld; in het eerste deel handelt hij over de Hervormers, de Roomsche kerk in de 16e eeuw en de leer van Calvijn, terwijl het tweede deel de geschiedenis van het Calvinisme bevat en eindigt met een verdediging van de rechten der Protestanten. Zelfs zijn grootste tegenstanders ‘y trouvent une force, un ordre, un fonds d'histoire et une délicatesse qui les ravit, tout prévenus qu'ils sont’. Op dit belangrijk werk liet Jurieu nog in hetzelfde jaar volgen: Histoire véritable du calvinisme ou Mémoires historiques touchant la Réformation, opposés à l'histoire du calvinisme de M. Maimbourg (Amst. 1683). Eindelijk moest ook de medewerker van Arnauld, Pierre Nicole, de strijdvaardigheid van Jurieu ondervinden. Nicole had zijn Préjugés légitimes contre les Calvinistes in 't licht gezonden, dat spoedig door Jurieu beantwoord werd met Préjugés contre le papisme (Amst. 1685), terwijl hij hem ook kort daarna aanviel in Le vrai système de l'Église et la véritable analyse de la foy, où sont dissipées toutes les illusions que les controversistes modernes, prétendus catholiques, ont voulu faire au public sur la nature de l'Église, son infaillibilité et le juge des controverses (Dordr. 1686). Hierin beweert Jurieu, dat alle Christelijke secten tot het lichaam der Kerk behooren, als zij slechts aan de grondwaarheden vasthouden. Nicole bestreed deze meening in De l'unité de l'Église ou réfutation du nouveau système de M. Jurieu (meermalen herdrukt), waarop zijn tegenstander hem beantwoordde met een Traitez de l'unité de l'Église, du schisme et des points fondamentaux contre M. Nicole (Rott. 1688). Een ander boek, door Jurieu tegen de Roomsche kerk en haar verdedigers geschreven, is nog: La religion des Jésuites ou Reflexions sur les inscriptions du P. Menestrier et sur les écrits du P. Le Tellier, pour les nouveaux chrétiens de la Chine et des Indes (la Haye 1689). Doch niet alleen de Roomschen zijn door Jurieu bestreden; ook als hij het met zijn geloofsgenooten oneens was, toonde hij zich dadelijk tot den aanval gereed. Toen hij nog in Frankrijk woonde, meende hij tegen zijn oom Louis du Moulin, die een Fasciculus epistolarum uitgegeven had, een Traité de la puissance de l'Église (Quévilly 1677) te moeten schrijven, waarin hij hem op zulk een krasse wijze aanviel, dat deze zijn neef ‘Jurieu l'injurieux’ betitelde. Later, als Waalsch predikant te Rotterdam, had hij dikwijls oneenigheden met zijn ambtgenooten, in den beginne vooral omdat hij elke insluiping van Socinianisme wilde weren. In 1688 beschuldigde hij Papin, ‘pasteur réfugié’, die La foy réduite à ses véritables principes had uitgegeven, van Socinianisme en het gevolg was, dat Papin van zijn predikambt vervallen werd verklaard. Jurieu behandelde de zaak nogeens in één van zijn Lettres | |
[pagina 629]
| |
pastorales (1690) en betrok daarin ook den predikant van Altona, De la Conseillere. Deze klaagde Jurieu aan, de synode nam de zaak in behandeling en het einde was, dat De la Conseillere werd gecensureerd en Jurieu vrijgesproken. Spoedig daarop schreef deze: Le tableau du socinianisme où l'on voit l'impureté et la fausseté des dogmes des Sociniens, et où l'on découvre les mystères de la cabale de ceux qui veulent tolérer l'hérésie socinienne (la Haye 1691), waarin o.a. de geschriften van G. Huet werden aangevallen. Deze en Jaquelot kwamen hiertegen op, vielen in hun publicaties op hun beurt Jurieu aan, wat vooral voor Huet onaangename gevolgen gehad heeft (zie over deze twisten: boven, blz. 345, 528, 529). In hetzelfde jaar klaagde Jurieu zijn ambtgenoot Le Gendre aan, in 1693 zijn zwager Jacques Basnage, welke twisten echter bijgelegd werden. Maar een tiental jaren later kreeg hij weder met den laatste verschil over de vraag, of men behoorde te bidden voor de geloofsgenooten, die in de Cevennes gewapenderhand optraden, hetgeen Basnage niet wilde doen, tenzij de Overheid het beval, maar door Jurieu, die reeds vroeger dit punt onder de oogen gezien had in zijn Judgement upon the question of defending our religion with arms (Lond. 1689), als de plicht van ieder Protestant werd beschouwd. Veel heviger was de twist tusschen Jurieu en Henry Basnage, den broeder van Jacques, naar aanleiding van de Lettre d'un Théologien, door Basnage in 1687 geschreven. Jurieu kwam tegen den inhoud op, waarna Basnage zich verdedigde in een Réponse.... à l'avis de M. Jurieu (1690) en tevens een aanklacht tegen Jurieu bij de Waalsche synode indiende. Jurieu schreef toen een Apologie adressée aux pasteurs et conducteurs des églises wallonnes des Pays-Bas (la Haye 1691) en een Seconde apologie pour M. Jurieu (Rott. 1692), hetgeen Basnage dermate schijnt geprikkeld te hebben, dat hij Jurieu, die intusschen ook twist had met Bayle, niet alleen aanviel in een Lettre sur les affaires de MM. Jurieu et Bayle, maar kort daarna, onder het pseudoniem Le Fèvre, één van Jurieu's Lettres pastorales op een satyrieke wijze besprak in een schotschrift: Considérations sur deux sermons de M. Jurieu touchant l'amour du prochain, où l'on traite incidemment cette question curieuse, s'il faut haïr M. Jurieu. De aangevallene was woedend, beschuldigde Basnage, dat hij de Synode onrechtvaardige handelingen ten laste gelegd had, maar werd weder beantwoord met een brochure M. Jurieu convaincu de calomnie et d'imposture. Ten slotte werd het een kwestie, waarmede de Staten zich bemoeiden, die den verkoop der strijdschriften verboden; de twist eindigde, maar de verzoening, die plaats had, was niet meer dan officiëel. Ook tusschen Jurieu en E. Saurin, predikant te Utrecht, kwam het tot een hoogloopend geschil. Tegen den eerstgenoemde waren verschillende beschuldigingen van onrechtzinnigheid ingebracht, waarover de synode zou oordeelen, maar dadelijk ontstond oneenigheid over de vraag, of Saurin en S. Basnage, wier consistoriën onder de beschuldigers waren, ook in deze synode mochten zitting nemen. Na een onverkwikkelijk tooneel in de synodale vergadering schreef Jurieu een brochure: Informations pour nos Seigneurs les États et instructions sur ce qui s'est passé au synode de Ziericzee pour les églises qui doivent composer le synode suivant. Hierop antwoordde Saurin met: Reflections sur une libelle intitulée: Informations etc. waarin het woord ‘libelle’ reeds teekenend is voor de wijze, waarop Jurieu werd beoordeeld. De volgende synode verklaarde Jurieu voor rechtzinnig, verbood verdere strijdschriften en in 1693 had een officiëele verzoening plaats. Jurieu ging echter voort, de denkbeelden van Saurin in zijn Lettres pastorales te critiseeren, waarop deze een Examen de la théologie de M. Jurieu etc. (la Haye 1694) uitgaf, dat natuurlijk niet onbeantwoord bleef. Eerst verscheen van Jurieu's hand: Défense de la doctrine universelle de l'Église et particulièrement de Calvin et des Réformés, sur le principe et le fondement de la foi, contre les imputa- | |
[pagina 630]
| |
tions et les objections de M. Saurin (Rott. 1695)Ga naar voetnoot1), spoedig gevolgd door een Suite de la réponse de M. Jurieu. Idée des sentimens de M. Saurin sur les mystères de la trinité et de l'incarnation (1696) en La religion du latitudinaire, avec l'apologie pour la sainte trinité (Rott. 1696; 2e dr. Utr. 1697). De eerste twee geschriften had Saurin beantwoord met een Justification de la doctrine du Sieur Elie Saurin contre deux libelles de M. Jurieu (Utr. 1697). Intusschen had de synode eerst de handelwijze der beide kampioenen, die tegen het uitdrukkelijk gebod toch hun geschriften hadden uitgegeven, ten sterkste veroordeeld, verklaarde later beide predikanten voor rechtzinnig en ‘eischte’ verzoening, omdat zij een scheuring in de kerk vreesde. Jurieu eindigde met de uitgave van zijn Lettres pastorales en zweeg verder, zoodat de zaak hiermee ten einde was. Zijn bezwaar, in 1698 tegen De Joncourt ingebracht (zie boven, i.v.) vond weinig weerklank in de synode. Het bekendst is echter zijn twist met Bayle (vgl. boven, I, 357 vv.), vroeger zijn vriend, wiens aanbeveling zeker tot zijn benoeming in Rotterdam heeft bijgedragen. Opmerkelijk is het, dat twee mannen van zóó verschillend karakter tal van jaren, zoowel te Sedan als te Rotterdam, hebben kunnen samenwerken, zonderdat het tot een geschil kwam. Wel had Jurieu na de verschijning van Bayle's Commentaire philosophique sur ces paroles de Jésus-Christ: Contrains-les d'entrer etc. (Amst. 1686-1688) daartegen uitgegeven: Des droits des deux souverains en matière de religion, la conscience et le prince, pour détruire le dogme de l'indifférence des religions et de la tolérance universelle (Rott. 1687), maar eerst later barstte de openlijke twist uit. De aanleiding was gelegen in een boek van Jurieu, dat grooten opgang maakte en waarvan de titel luidde: L'accomplissement des proféties ou la délivrance prochaine de l'Église etc., 2 dln. (Rott. 1686; 2e dr., 3 dln., ald. 1686-1687; ook vert. i.h. Engelsch (Lond. 1687) en in het Hollandsch als: De vervulling der prophetien of de aanstaande verlossinge der kerke, Utr. 1688). In de tijden der vervolging in Frankrijk troost zoekend in den Bijbel, was hij getroffen door verschillende plaatsen uit de Openbaring en uit Daniël VII, meende, dat door de eerste letters van het ‘Poculum Aureum Plenum Abominationum’ de Paus werd aangeduid en kwam tot de gevolgtrekking, dat zijn rijk in 1691 of 1692 zou eindigen en dan het duizendjarig rijk der Protestanten tusschen 1700 en 1720 zou aanvangen. Spoedig zouden dus de réfugiés naar hun vaderland kunnen terugkeeren. Zóózeer waren zijn bewonderaars van de waarheid van Jurieu's voorspelling overtuigd, dat zij, toen hij 50 jaar werd (24 December 1687), een medaille lieten slaan met zijn borstbeeld en kenspreuk ‘spe fati melioris alor’, hetgeen den Franschen gezant d'Avaux zóózeer ergerde, dat hij een andere medaille liet vervaardigen, waarop Jurieu's borstbeeld met het randschrift: ‘Petrus Jurieu Pr(ophetiarum) Pr(ofessor) et Proph(eta) Rott(erodamensis)’ en daaronder ‘Minister Irius’ in Hebreeuwsche telletters, die te zamen het getal 666 vormden, het kenmerk van het beest uit de Openbaring. Ook verscheen, naar aanleiding van een brief ‘Aan het Joodsche volk’ in L'accomplissement voorkomend, een spotschrift: Brief vande Rabbinen der twee synagogen van Amsterdam aan Mr. Jurieu. Uyt het Spaens vertaelt (Brussel 1686), terwijl de bekende Jacobus Koelman in zijn Sleutel ter opening van de donkerste kapittelen in de Openbaaringe gedaan aan Johannis, op het eiland Patmos (2e dr. Amst. 1688) ook ‘de schriften van Jurieu.... des aangaande, ter toets gebragt en wederleid'-heeft. Jurieu antwoordde op de eerste aanvallen met een Apologie pour l'Accomplissement des prophéties (Rott. 1687), maar nauwelijks was deze verschenen, of Gousset - waar, schijnlijk de Dordtsche predikant - gaf zijn Examen des endroits de l'Accomplissement etc. | |
[pagina 631]
| |
(1687) uit, waaraan ook een Examen de l'Apologie was toegevoegd. Vaardig als altijd, gaf Jurieu nog in hetzelfde jaar daartegen in 't licht: Suite de l'Accomplissement (Rott. 1687; in het Eng. vert., Lond. 1688) en Suite et amplification des preuves historiques qui font voir que le papisme est l'antichristianisme (1687). De Gereformeerde Noord-Hollandsche synode had reeds gemeend, in Jurieu's geschriften onrechtzinnige denkbeelden te ontdekken, vestigde daarop de aandacht der Waalsche synode, in 1686 te Balk gehouden, maar in 1687 verklaarde die van Middelburg, dat, al had Jurieu zich ook in sommige opzichten onvoorzichtig of berispelijk uitgedrukt, toch zijn werk niets bevatte ‘qui choquât directement ni indirectement les vérités essentielles de la foy’. Wel bestreed J.B. Bossuet eenige jaren later Jurieu's meening in l'Apocalypse avec une explication (Paris 1690), maar verder scheen alles zonder strijd te zullen afloopen, toen in 1690 uitkwam: Avis important aux Réfugiez sur leur prochain retour en France, donné pour estrennes à l'un d'eux en 1690 par Mons. C.L.A.A.P.D.P. (Amst. 1690; een uitgave, in Frankrijk verschenen, met allerlei wijzigingen in den tekst, zag in 1692 het licht). Hierin werden Jurieu's voorspellingen bespot en werd den réfugiés geraden, hun terugkomst in Frankrijk mogelijk te maken door onderwerping aan den Koning; de onverdraagzaamheid der Protestanten was immers niet minder groot dan die der Roomschen! Bovendien bevatte het boek een pleitrede voor het koningschap tegenover de theorie der volkssouvereiniteit. Jurieu meende, dat Bayle de schrijver was, omdat de inhoud van het werk op verschillende punten met diens denkbeelden overeenkwam; Bayle heeft echter steeds zijn auteurschap ontkend en over 't algemeen houdt men het thans ervoor, dat hij in dit opzicht waarheid heeft gesproken, hoewel hij op verscheidene plaatsen de redactie schijnt gewijzigd te hebben. Jurieu heeft nog een jaar gewacht, vóór hij Bayle over zijn Avis aanviel, maar gaf toen een Examen d'un libelle contre la religion, contre l'État et contre la révolution d'Angleterre, intitulé: Avis etc. (la Haye 1691), waarin hij in bedekte termen tegen Bayle als een gevaarlijk persoon waarschuwde. Bovendien maakte deze in die dagen propaganda voor een hersenschimmig plan van een algemeenen vrede in Europa, waarin Jurieu een reusachtige samenzwering zag, van Lodewijk XIV uitgaande, om de heerschappij in ons werelddeel te verkrijgen en het Protestantisme te vernietigen. In een Avis important au public, vóór het Examen geplaatst, sprak hij zijn vermoeden uit. Bayle wendde zich nu tot de magistraat en publiceerde tegelijk La cabale chimérique, ou refutation de l'histoire fabuleuse qu'on vient de publier etc., waarin hij Jurieu zeer onzacht onderhanden nam. Op zijn beurt richtte deze zich nu ook tot de magistraat met het verzoek, dat libel te verbieden en den schrijver te straffen, waarop de stadsregeering den beiden kampioenen kortweg gelastte, niets meer zonder goedkeuring van den pensionaris te publiceeren. Jurieu stoorde zich niet aan dit bevel en gaf Nouvelles convictions contre l'auteur de l'Avis (1692) en nog een Dernière conviction, terwijl zijn aanhangers hem met allerlei schotschriften ondersteunden; Bayle beantwoordde hen allen in een Lettre sur les petits livrets publiés contre la Cabale chimérique, waarbij hij door Basnage en Huet gesteund werd. Maar Jurieu liet het hierbij niet! Thans nam hij twee geschriften van Bayle onderhanden, nl. Pensées diverses sur les comètes en Critique générale de l'histoire du Calvinisme; hij schreef hierover een Courte revue des maximes de morale et des principes de religion de l'auteur des Pensées.... et de la Critique. Pour servir de Factum aux juges ecclésiastiques s'ils en veulent connaître, waarop Bayle een tegenaanval richtte in zijn Déclaration touchant la Courte Revue etc. Intusschen werd de Waalsche synode ook in deze twisten gemengd, waarbij Jurieu behalve zijn beide, reeds bij de twisten met Basnage en Saurin vermelde | |
[pagina 632]
| |
Apologies, in 't licht gaf een Factum selon les formes ou disposition des preuves contre l'auteur de l'Avis aux Réfugiez, selon les règles du barreau (1692). Daar de Waalsche synode alle mogelijke moeite deed, een verzoening tot stand te brengen en Jurieu daartoe niet gezind was, dreef hij door, dat zij zich tot de Hollandsche Gereformeerde synode van Zuid-Holland wendde met de vraag, of deze een onderzoek wilde instellen naar de gevoelens in Bayle's Pensées sur les comètes neergelegd, en of een hoogleeraar, die zulke gevoelens aanhing, wel gehandhaafd kon blijven. De Zuid-Hollandsche synode heeft zich jaren lang zonder bepaald resultaat met deze zaak bezig gehouden, maar de Rotterdamsche magistraat, evenzeer erin gemengd, besloot reeds bij resolutie van 30 October 1693, Bayle als hoogleeraar te ontslaan. Jurieu verzocht den 19en December d.a.v. het Rotterdamsch consistorie, over Bayle den kerkelijken ban uit te spreken en hem het Avondmaal te ontzeggen, waarop een commissie van onderzoek benoemd werd, die ten slotte tot geen resultaat is gekomen. Bayle schreef ondertusschen nog: Nouvelle hérésie dans la morale, touchant la haine du prochain prêchée par M. Jurieu etc. (1694), dat onbeantwoord schijnt gebleven te zijn. Jaren later heeft Jurieu zijn ouden tegenstander nog eens aangevallen in Le philosophe de Rotterdam accusé, atteint et convaincu (Amst. 1706), waarbij hij Bayle van atheïsme beschuldigde, maar deze, die in hetzelfde jaar overleed, liet dit geschrift onbeantwoord. Zeker heeft de haat, waarmee Jurieu zijn vroegeren vriend vervolgde, zijn naam geen goed gedaan en is dit de reden geweest, dat de meeste levensbeschrijvers zijn karakter zoo ongunstig hebben geteekend. Voltaire meende hem zelfs door het volgend vers te moeten hekelen: Par le fougueux Jurieu Bayle persécuté
Sera des bons esprits à jamais respecté,
Et le nom de Jurieu, son rival fanatique,
N'est aujourd'hui connu que par l'horreur publique.
Inderdaad schuilt er waarheid in dit afbrekend oordeel, maar toch is het eenzijdig en daarom onjuist te noemen. Jurieu is meer geweest dan enkel een twistziek theoloog, een fanaticus, die door zijn daden voorgoed aller achting verbeurd heeft, maar een onpartijdig oordeel over zijn karakter te geven, is niet gemakkelijk, vooral omdat zijn slechte eigenschappen zoo sterk op den voorgrond treden. Zonder twijfel was hij hoogmoedig, hartstochtelijk en tot twist geneigd. Hij kon niet velen, dat iemand een meening bleef verkondigen, die afweek van de zijne; dan werd hij heftig, persoonlijk, deed aanvallen en beantwoordde die van zijn tegenstanders met zoo groote vaardigheid, dat hij, zooals men eens gezegd heeft, minder tijd noodig had om zijn boeken te schrijven, dan de Gereformeerden om die te lezen. Doch zulk een snelschrijverij verhinderde hem meermalen, de noodige zorg aan zijn argumenten te besteden of de meening zijner tegenstanders rustig te overwegen, zoodat zijn bewijsvoering niet altijd juist was. Maar hem laster, bedrog en fanatisme te verwijten, is vooral met het oog op den tijd waarin hij leefde, en het godsdienstig beginsel dat hij aangevallen voelde en wilde verdedigen, een oordeel, dat niet rechtvaardig kan genoemd worden. Zijn hartstochtelijk strijden voor het Calvinistisch Protestantisme bracht hem tot woorden en daden, die wij thans te eenzijdig en te fel zouden vinden, maar daarom mogen wij Jurieu, die tegenover den toleranten, meer 18e eeuwschen Bayle de wegstervende 17e eeuw vertegenwoordigt, nog niet met Busken Huet een ‘somtijds kleingeestig ketterjager’ noemen. Men heeft hem verweten, dat hij in 1700 met alle macht de invoering der nieuwe psalmberijming van Valentin Conrad tegenhield en d'Outrein achtte zich geroepen, hem in | |
[pagina 633]
| |
de voorrede van zijn Alphabet der Godsaligheit (1701) daarover terecht te wijzen, maar er waren in deze berijming veranderingen aangebracht, die voor Sociniaansch werden gehouden, waardoor Jurieu's tegenstand zeer verklaarbaar is. Dat hij bij zijn komst hier te lande zoo duidelijk bemerkte, hoe hoog men hem stelde en nog lang de gevierde prediker was, heeft den van nature reeds hoogmoedigen man tot de domineerende persoonlijkheid gemaakt, waarvan de handelingen der Waalsche synode uit die dagen een merkwaardig getuigenis afleggen. Bepaalt zij, dat geen geschriften zonder kerkelijke goedkeuring mogen worden uitgegeven, Jurieu denkt er niet aan, zich hieraan te onderwerpen; wordt hem daarover een opmerking gemaakt, dan verklaart hij uit de hoogte, dat zijn waardigheid als hoogleeraar hem van die verplichting ontslaat. En als de handhaving der rechtzinnige leer in 't spel is, beheerscht hij de geheele synode en drijft zijn wil door, omdat hij deze zaak van 't hoogste belang acht. Telkens leest men in de handelingen over een beschuldiging van heterodoxie, door Jurieu ingebracht; steeds doet de synode pogingen, om verzoenend op te treden, maar zij stuiten af op de onverzettelijkheid van den aanklager, die geen moeite ontziet, om den afvallige te vervolgen en te straffen. Zelfs zijn tegenstanders erkennen zijn geleerdheid en dat hij een schrijver is met ‘un style animé, une imagination vive, brillante, féconde, une grande facilité à écrire’. Van dit alles getuigt ook zeker zijn Histoire critique des dogmes et des cultes bons et mauvais qui ont été dans l'Église depuis Adam jusqu' à Jésus Christ, où l'on trouve l'origine de toutes les idolâtries de l'ancien paganisme expliquées par rapport à celles des Juifs (Amst. 1704), dat de vrucht van jaren arbeid was en van uitgebreide kennis omtrent het behandelde onderwerp spreekt. De stelling, hier verdedigd, dat in de Bijbelsche geschiedenis de oorsprong van allen afgodsdienst zou zijn terug te vinden, is zeker gewaagd te noemen. De Deventer geleerde Cuper zond hem brieven, waarin hij het werk prees, maar ook bedenkingen opperde en Jurieu gaf bij den 2en druk (Amst. 1705) deze brieven in 't licht in een Supplément ou Dissertation par lettres de M. Cuper sur quelques passages du livre de M. Jurieu. Van dezen druk verscheen een Engelsche vertaling in 2 dln. te Londen in 1705. Hoe hij verder velen door zijn gedachten en woorden wist te boeien en te stichten, bewijst wel zijn Traité de la dévotion (Rouen 1674), waarvan tot 1726 niet minder dan 22 herdrukken verschenen, telkens vermeerderd; de Rotterdamsche uitgave van 1682 bevatte ook twee Sermons sur la persévérance, sedert mede herdrukt. Door aartsbisschop Fleetwood werd het Traité in het Engelsch vertaald (Lond. 1692). Merkwaardig is het, dat een man als Jurieu, bekend als twistziek en steeds meer overhellend tot streng Calvinisme, verscheidene malen een vereeniging van kerken bepleit heeft. Kort na zijn vestiging te Rotterdam zocht hij een vereeniging van Gereformeerden en Remonstranten tot stand te brengen, waarover hij zelfs met Willem III overleg pleegde, en daarna verschenen de aan Jurieu toegeschreven Lettres de quelques Protestans pacifiques à l'assemblée du clergé, in het Hollandsch vertaald als: Brief van eenige vredelievende protestanten.... aan de vergaderinge van de geestelijkheyt van Vranckrijk, die in Mei 1685 tot St.-Germain sal gehouden werden, ter materie van de vereeniging der religien ('s-Grav. 1685). Heeft dit blijkbaar de idealistische bedoeling, Roomschen en Protestanten tot elkaar te brengen, na de herroeping van het Edict van Nantes (1685) zoekt hij een andere eenheid in zijn Jugement sur les méthodes rigides et relâchées d'expliquer la providence et la grace. Pour trouver un moyen de réconciliation entre les Protestans qui suivent la Confession d'Augsbourg et les Réformez (Rott. 1686), waarin hij echter zijn afkeer van het Socinianisme niet kan verhelen. Een paar jaar later volgde nog De pace inter Protestantes ineunda consultatio (Ultraj. 1688), | |
[pagina 634]
| |
maar de Lutherschen toonden zich weinig geneigd, op zulk een vereeniging in te gaan, gelijk vooral tot uiting kwam in Puffendorf's Jus feriale divinum (Lubeck 1695). Mogelijk heeft Jurieu deze laatste vereeniging gewenscht, om sterker te staan tegenover de Roomsche kerk; daarop wijst ook een boekje van zijn hand, alleen in Engelsche vertaling bekend, dat tot titel voert: Seasonable advice to all Protestants for uniting and defending themselves against papish tyranny (Lond. 1689). Behalve al de reeds genoemde werken heeft Jurieu nog het volgende in 't licht gegeven: Examen du livre de la réunion du christianisme (1671). - Sermon sur Matth. 4:19 (Bionne 1671). - Sermon sur 1 Tim. 3:16 (Bionne 1671). - Examen de l'eucharistie de l'Église romaine (Rott. 1682; 2e dr. 1683; herdr. in: Recueil de divers traités touchant l'eucharistie, Rott. 1713). - Abrégé de l'histoire du concile de Trente, 2 dln. (Gen. 1682; 2e dr. Amst. 1683; ook in het Eng. vertaald, Lond. 1684). - Réflexions sur deux écrits publiés sous le nom du feu roi Charles II d'Angleterre (1685; 2e dr. Lond. 1686). - Apologie d'un tour nouveau pour les quatre dialogues des abbés Dangeau et de Choisy (Cologne 1685). - Ouverture de l'Epître aux Romains (Amst. 1685). Dit boek wekte in de Waalsche kerken groote ergernis en werd bestreden in een in 't Fransch en Hollandsch uitgegeven Verantwoording voor de H. Schriftuur en de H. schrijvers des N. Testaments, waar in beknoptelijk de lasteringen worden afgeweerd met welke de heer Jurieu de Apostelen bezwaart, en inzonderheid den H. Paulus, in de voorreden van zijn boek, genaamd Opening des briefs aan de Romeinen. Waar bij gevoegd zijn de artikulen van drie synoden, in welke dit boek tegengesproken en veroordeelt is, niet alleen ter oorzake van deszelfs bijzondere gevoelens, maar ook van die harde en oneerbiedige spreekwijzen, die 'er in gevonden worden (1698). Om zich te verdedigen schreef Jurieu daartegen: Éclaircissemens sur les scandales injustement pris d'un livre intitulé: L'ouverture etc. (Lond. 1687). - Factum pour demander justice aux puissances contre le nommé Noël Aubert, dit de Versé etc. (1687). - L'anéantissement de l'homme pécheur devant le trône de la justice de Dieu. Sermon sur Ps. 130 (la Haye 1687). - Traîté de la nature et de la grâce contre les nouvelles hypothèses de M.P. (Utr. 1688). - Présages de la décadence des empires où sont mêlées plusieurs observations curieuses touchant la religion et les affaires du temps (Middelb. 1688). - Les devoirs et les avantages du véritable chrétien (la Haye 1689). - Lettre aux bourgmestres de Soleure (1690). - L'excellence de la grâce sur la vie (Rott. 1691). - Apologie de l'amour divin (Amst. 1698). - Relation de tout ce qui s'est fait dans les affaires de la religion réformée et pour ses intérêts (Rott. 1698). - Traité historique contenant le jugement d'un protestant sur la théologie mystique, sur le quiétisme et sur les démêlés de l'évêque de Meaux avec l'archevêque de Cambrai (1699; 2e verm. dr. 1700). - La pratique de la dévotion ou traité de l'amour divin, 2 dln. (Rott. 1700; 2e dr. Amst. 1701; ook in het Duitsch vertaald, Leipz. 1710). - Sermons (Gen. 1720); deze worden door Hartog zeer geprezen, maar Haag veroordeelt erin de ‘traits indignes d'un orateur de la chaire’. - Moyens honnêtes et sûrs pour la conversion de tous les hérétiques (Cologne s.d.). - Pensées sur la mort. - Pensées chrétiennes. - Sermon sur Rom. 8:18, waarvan de tweede druk uitkwam als La balance du sanctuaire, où sont pesées les afflictions présentes de l'Église avec les avantages qui luy en reviennent (la Haye 1686). - Slechts bekend in Engelsche vertaling zijn: Letter to a French Gentleman; with the dragon turned apostel (1686) en Reflections upon the miracle which happened in the person of Isabel Vincent, shepherdess of Dauphiné (Lond. 1689), terwijl een Commentaire sur l'Épître aux Galates onuitgegeven bleef. Van Jurieu zijn verschillende portretten bekend: één als borstbeeld met kalot op, van voren en rechts, in ambtskleed, zw. kunst, met adres van Schoonebeek; een ander: iets | |
[pagina 635]
| |
grooter en links, met twee regels onderschrift, zw. kunst, door J. Gole; een derde: op ouderen leeftijd, borstbeeld rechts, met lang, wit haar, zw. druk. Dit staat ook in Serrurier's Bayle en Hollande, tegenover blz. 104. Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., I, 1232. - Jöcher, Gelehrten-Lexicon, II, 2028, 2029. - Glasius, Godg. Ned., II, 213. - Schröckh, Abbildungen und Lebensbeschr. berühmter Gelehrten, I, 233. - Bayle, Dict. hist. et crit. Reg. - Knappert, Gesch. N.H.K., II, 74, 75, 79. - IJpey en Dermout, Gesch. N.H.K., III, aant., blz. 160. - IJpey, Chr. Kerk 18e e., II, 2e st., 300. - Reitsma, Herv. en Herv. k., 579, 669, 670. - Poujol, Hist. et Infl. des Egl. Wall. dans les Pays-Bas, Reg. - Haag, La France Protestante, VI, 104-113. - C. v. Oordt, P. Jurieu, historien, apologiste de la Réformation (Gen. 1879). - Serrurier, P. Bayle en Hollande, Reg. - Sepp, Staatstoezicht, 95-98, 100. - Id., Godg. Ond., II, 135-141, 318. - Krull, J. Koelman, 349. - Keizer, Turrettini, 113, 213-215, 217. - Hartog, Predikk., 182. - Knuttel, Verb. boeken, no. 130. - Kühler, Socinian., 223. - Ter Haar, Historiographie der Kerkg., I, 208. - Huet, Litt. Fant., 4e Reeks, X, 140. - J. Bonnet, Les lettres pastorales de P. Jurieu, in: Bull. de la Soc. de l'hist. du Prot. Franç., 1885, 104. - Bull. Egl. Wall., I, 100; III, 111; IV, 126, 139-202, 295, 296; VII, 237-270. - Knuttel, Acta, VI, 159-161, 217, 262, 301, 339 en Reg. i.v. Jurieu. - V. Doorninck, Verm. en Naaml. Schr., II, 43, 118, 533. - Arch. K.G., VI, 247; XIV, 26. - Ned. Arch. K.G., N.S., VII, 303-324; XI, 169, 170. - Petit, Cat. Pamfl., II, nis. 4791, 4820. - Cat. Burgersd. en Niermans, blz. 782 en nis. 1953, 11505, 19587. - Janssen, Cat. Oud-Syn. Arch., blz. 64. - Muller, Cat. v. Portr., no. 2826. - V. Someren, Cat. v Portr., I, 240; II, no. 2845. - Abkoude, Naamr., 183. - Boekz., 1696b, 186; 1698a, 184. |
|