aldaar intrede. Slechts vier jaar mocht hij hier werkzaam zijn, want reeds op 25 October (V.d. Aa: December) 1635 is hij overleden. Twee zijner zoons zijn insgelijks predikant geworden, nl. Petrus, van 1642 tot zijn overlijden in 1681 te Bloemendaal, en Johannes, eerst van 1644 tot 1658 te Uitgeest, daarna tot zijn emeritaat in 1680 te Haarlem, en nog in hetzelfde jaar overleden.
Junius maakte zich bekend als bestrijder der Socinianen en werd door Voetius hooggeacht, ook als zuiver Gereformeerd theoloog; hij noemt hem ‘eruditus Socinianismi antagonista’. Junius bestreed hen in twee geschriften, door hem uitgegeven, nl. Examen responsionis Fausti Socini ad librum Jacobi Wieki de divinitate filii et spiritus sancti (Amst. 1628) en Refutatio praelectionum theologicarum Fausti Socini Senensis (Amst. 1633). Na zijn dood verschenen nog: Zeven sin- en spreuckrycke predicatiën (Haarl. 1636; 2e dr. Gor. 1663). Bovendien heeft hij nog een Latijnsch eervers geschreven op Ampzing's Beschrijving van Haarlem.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., II, 647, 648. - Glasius, Godg. Ned., II, 212; III, 666. - Duker, Voetius, II, 222, 225. - Meindersma, De Geref. gem. te 's- Hertogenbosch, 84. - V. Haeringen, Gesch. Kerkherv. in Nd. Brab. en Limb., 47, 50. - Veeris-de Paauw, Pred. Nd. Holl., 113. - Reitsma en V. Veen, Acta, II, 1, 15, 45.