[Reinhardus Joannes Jungius]
JUNGIUS (Reinhardus Joannes), zoon van C.L. Jungius (zie boven) en in 1834 te Eemnes geboren, studeerde te Leiden, waar hij zich op 9 September 1852 liet inschrijven en werd op 6 Augustus 1857 door het Provinciaal kerkbestuur van Noord-Holland tot den predikdienst toegelaten. Den 27en November d.a.v. ontving hij een beroep naar Drempt, waar hij op 28 Februari 1858 intrede deed. Hier bleef hij, tot hij naar Koekange vertrok, waar hij slechts van 1 April 1883 tot 29 Juli d.a.v. werkzaam was, om zich vervolgens op 12 Augustus 1883 aan Franeker en op 24 April 1887 aan Delden te verbinden. Deze gemeente diende hij tot zijn overlijden op 4 Augustus 1909. Hij was ridder in de orde van Oranje-Nassau.
Jungius behoorde tot de moderne richting, maar kon zich niet vereenigen met de handelwijze van sommige zijner geestverwanten, die daarom het predikambt nederlegden. Naar aanleiding van Pierson's Gods wondermacht en ons geestelijk leven schreef hij: De zedelijke bestemming van het individu (Doesb. 1867).
Litteratuur: Romein, Pred. Friesl., 236. - Alb. Stud. L.B., 1358. - Cat. Burgersd. en Nierm., 307.