- De vernederde en verhoogde Messias, uit het LIIIste hoofdstuk van Jesaias, in verscheide kerkredenen voorgestelt (Amst. 1737). V.d. Aa noemt dit den tweeden druk en stelt den 1en op 1733, maar in Boekz., 1738a, 135-150, waarin dit werk besproken is, wordt noch bij de titelopgave noch in de bespreking melding gemaakt, dat de druk van 1737 een herdruk zou wezen. - Voorbeeldt der leere waar aan men gehoorsamen moet ofte Handtleiding tot onderwijs in de leere der waarheidt enz. ('s-Hert. 1738). - Weghwyzer naar Godts Heiligdom (Leyd. 1739). Dit is ‘uit de onderwijzingen in de Profetische Godtgeleerdheid des heeren J. v.d. Honert.. met deszelfs voorweten en toestemminge opgesteld, uit het Latijn, bij wijze van samenspraak tusschen Ereunetes en Hermeneutes’. Daarbij is gevoegd een Aanspraak (niet: voorrede, gelijk V.d. Aa zegt) van J. v.d. Honert aan de gemeente van Leiden. - Taxae Cancellariae Apostolicae et Taxae sacrae poenitentiariae Apostolicae, dat is schattingen van de Apostolische cancellarie en der Heylige Apostolische Poenitentie kamer, door Leo den X, paus van Romen, in trein gebragt, ter verkrijging van aflaaten en absolutie, als ook dispensatie van de onderhouding der geboden Gods, en dus onthef voor geld van straffe, in twee boeken, in Latijn en Nederduyts (Leid. 1743). - Gedenk- en Dank-altaar wegens de geslootene vrede te Aken, na het voorbeeld van Gideon, uyt Richt. 6:24.. den 11 Juni 1749 uytgesproken (Gor. 1750). - Kerkelyke redevoering uyt Richt. 5:11 (niet, zooals V.d. Aa opgeeft: 12) in 't midden, om te vieren 't eerste
Hondert-jarig eeuw-feest der bediening van 't Heilig Evangelie aldaar, zedert de Munsterse Vrede (Gor. 1751). Hierin komt een ‘verslag’ voor ‘zo van zeven onderscheidene perioden, waar in het Protestantse wezen in crisi, en in gevaar van ondergang geweest is, als van het merkwaardigste in ons Land en in de daar aan grensende provintiën van Braband enz. voorgevallen’, waarbij de vervolging in de Meyery van den Bosch en de dorpen Vechel en Erp (waar Josselin stond) die eerst in 1648 ophield, ook behandeld wordt. - Het Christelijk Jubel-feest, tegen het Antichristische overen tegengesteld, ter gelegenheid van het bij den Paus van Romen uitgeschreven Jubile.. voor het jaar 1750, uyt Luc. 24:46-48 (Gor. 1751). De preek wordt besloten met een ‘Uitschrijvings-brief van een altoosdurend Jubilé, over en wegens een Generaal Pardon van alle zonden, na den aart en stijl van 't Euangelie van Christus ingerigt’. - De waarheit over de leugenen zegenpralende, in ene Zamenspraak tusschen Christus en den Paus van Romen (Amst. 1753). - De Kruisschoole van de Christus geopent, ofte de laatste redenen van den Eeuwigen Hogen Priester na de ordeninge van Melchizedek, vervat in die VII woorden, welke de Heere Jezus aan 't kruys gesproken heeft. Waarbij nog drie Predikatien uit Hand. 20:35 in 't midden, Luc. 23:46b en Job 14:1, 2 (Amst. 1755). De laatste preek is een lijkrede over ‘zeker jong, in den Here ontslapen leeraar’. Deze lijkrede is ook afzonderlijk verschenen en later nogeens opgenomen in een Bundel van VII Lijkredenen (Amst. 1780). - Eer en leer van wijlen C. de Wit verdedigd tegen den schrijver der Eenvoudige Samenspraken,
voorgevallen bij gelegenheit van het Sacrament van Mirakel (Amst. 1774). C. de Wit, predikant te 's-Hertogenbosch en overleden in 1771, had in 1770 uitgegeven: De historie van het Sacrament van Mirakel te Brussel onderzocht en de ijdelheid daarvan aangetoond. Blijkbaar was dit geschrift na zijn overlijden aangevallen in bovengenoemde Eenvoudige Samenspraken en neemt Josselin nu De Wit's verdediging op zich. -Geusiana Criminatio Recriminata, ofte Aanwijzinge hoe alle het vuilaartige, lasterlijke, smaadelijke, veragtelijke en haatelijke, dat onder den bijnaam van Geusen en aankleeven van dien, den Gereformeerden.. aange-wreeven is geweest, en nog dagelijks ten onregte en valschelijk toegegraauwt wordt, den Papisten, die 'er uitvinders, beschuldigers en voortplanters van zijn, zou kunnen, en wel gantsch billijk, zelfs met woeker, weer thuis gezonden, en met dubbele maate weer toegemeeten worden (Amst.