[Leendert de Jong]
JONG (Leendert de), zoon van Cornelis de Jong en Petronella Wout, werd den 30en December 1810 te Gouda geboren. Vrij laat ontwaakte bij hem de liefde tot het predikambt, zoodat hij op ongeveer 20jarigen leeftijd met het leeren der Oude Talen aanving, maar door zijn bijzonderen ijver reeds in 1831 als student te Amsterdam en bij het Remonstrantsch Seminarie kon worden ingeschreven. Op 14 Juni 1837 legde hij met goed gevolg zijn proponents-examen af, ontving den 29en Juli d.a.v. een beroep naar Boskoop, welke gemeente hij van 29 October 1837 tot 31 Mei 1840 diende. Vervolgens arbeidde hij te Oude-Wetering, dat hem op 9 Januari 1840 had beroepen, van 14 Juni d.a.v. tot zijn overlijden op 8 Augustus 1858. Onder de oorzaken van zijn dood wordt ook een zekere melancholie genoemd, waaraan hij lange jaren lijdende was. Zijn vrouw, Jeanne Jacqueline Grootendorst, schonk hem drie zoons en twee dochters.
Van De Jong zagen het licht: Zestal leerredenen (Gouda 1849) en een Leerrede over 2 Cor. 6:2b (Amst. 1855), gehouden na het overlijden van Prof. A. des Amorie van der Hoeven. Van zijn preeken wordt getuigd, dat wat zij ‘aan juistheid, helderheid en eenvoudigheid missen, door zekere warmte vergoed wordt’.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Tideman, Biogr. Naaml. Rem. Br., 154, 161, 236, 460.- Alb. Ath. Amst., 207.