[Jacobus de Jong]
JONG (Jacobus de), in 1837 te Zevenaar geboren, bezocht het gymnasium te Amersfoort en liet zich op 24 Juni 1854 te Utrecht als student inschrijven. In 1860 tot proponent bevorderd, aanvaardde hij den 24en Februari 1861 de Evangeliebediening te Zuiderwoude, ontving op 19 Juli 1863 een beroep naar Nieuwe Niedorp en deed er op 18 October d.a.v. intrede, na één week tevoren te Zuiderwoude afscheid gepreekt te hebben. Op 10 Juli 1869 tot predikant in Oost-Indië benoemd, hield De Jong op 31 October van dat jaar zijn afscheidsrede te Nieuwe Niedorp en werd op 18 November te 's-Gravenhage in zijn nieuw ambt bevestigd. Achtereenvolgens stond hij te Bandjermassing (1870), Padang (Febr. 1874), ging in 1880 met verlof naar Nederland, en diende daarna nog de gemeenten Salatiga (1881) en Soerabaya (1890). In 1891 ontving hij op zijn verzoek eervol ontslag, werd op 20 Maart 1892 predikant te Heer-Hugowaard, maar nam met ingang van 1 September 1893 zijn emeritaat. Toch verbond hij zich den 10en Juni 1894 weer aan de gemeente Barchem, waar hij arbeidde tot zijn overlijden op 8 Februari 1895. Hij schreef Schetsen van Sumatra's Westkust, die opgenomen zijn in de Haarlemmer Courant van 1881.
Litteratuur: Van Troostenburg de Bruyn, Biogr. Wdb. O.I. Pred., 218. - Alb. Stud. Rh.-Traj., 398.