[Nathanaël Johnson]
JOHNSON (Nathanaël) is een pseudoniem, waaronder een ‘even scherp en bitter als vuilaardig schimpschrift’ verscheen, getiteld: Sententia Sociniana de sabbato et quarto praecepto inimica pietati, cum vindiciis expressi mandati de institutione diei Dominici. Het kwam uit in 1659 en de schrijver noemt zich ‘s.s. theol. licentiatus’. Daarin worden Coccejus en Heydanus van socinianisme beschuldigd, hetgeen den eerste aanleiding gaf, onmiddellijk daartegen in 't licht te zenden: Indignatio adversus personatum Nath. Johnsonum. Hierin noemt hij Johnson een alumnus der Leidsche hoogeschool en volgens Vriemoet (Ath. Fris., 323) moet het een dr. theol. Paschasius geweest zijn. Waarschijnlijk wordt hiermede Johannes Paschasius bedoeld, die op 11 April 1659 als theol. cand. in het Leidsche Alb. Stud. staat ingeschreven, dus in hetzelfde jaar, waarin het schimpschrift verscheen. Mogelijk is deze dezelfde als J. Paschasius, die in 1643 als predikant te Ankeveen kwam, waar hij in 1670 overleed, daar deze op de predikantenlijst als Dr. Paschasius voorkomt en dus de door Vriemoet bedoelde theol. doctor zou kunnen zijn. Misschien heeft hij zich voor zijn promotie aan de Hoogeschool te Leiden laten inschrijven. In 1661 diende de Ankeveensche predikant bij de Utrechtsche synode een klacht in over stoutigheden der papisten aldaar, welke zaak nog in de acta dier Synode van 1662 en 1663 voorkomt en waarvan ook in de acta der Zuid-Hollandsche synode melding wordt gemaakt.
Litteratuur: Duker, Voetius, II, 218. - V. Veen, Zondagsrust, 123. - Schotel-Rogge, Openb. Eeredienst N.H. Kerk, 184. - Cramer, Heydanus, 39. - Ypey en Dermout, Gesch. N.H.K., II, aant., 301. - Knuttel, Acta, IV, 339. - Alb. Stud. L.B., 471.