Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Erasmus Johannis]JOHANNIS (Erasmus) was een Brandenburger van geboorte en heeft te Leipzig gestudeerd. Volgens Sepp, die hiervoor echter geen bron opgeeft, heeft hij ook te Genève vertoefd en was met Beza bevriend. Vermoedelijk is hij daarna te Emden geweest en dezelfde als Erasmus Johannis, door Harkenroht onder de Emder predikanten vermeld. Meiners neemt evenwel aan, dat hij dat ambt daar niet bekleed heeft: volgens een bestaand protokol heeft Johannis op 18 November 1576 voor den kerkeraad belijdenis gedaan en betuigd, het met de leer, ceremoniën en orde der Emder kerk in alles eens te zijn; ook wordt daar vermeld, dat de kerkeraad op 26 Augustus 1577 besluit, acht dagen later over Erasmus Johannis' confirmatie te spreken, maar verder leest men niets daarvan. Hieruit meent Meiners te moeten afleiden, dat het beroep geen voortgang gehad heeft en Johannis naar de Nederlanden is gegaan, maar de reden is hem niet bekend. Misschien moet deze wel gezocht | |
[pagina 548]
| |
worden in zijn onrechtzinnige denkbeelden, die hem later zooveel moeilijkheden berokkenden. Johannes is daarnaGa naar voetnoot1) eenigen tijd werkzaam geweest aan het gymnasium, dat de Luthersche gemeente te Antwerpen had opgericht en waaraan Lubertus Florinus als rector verbonden was. In dien tijd gaf hij uit: Manuale hominis Christiani e sacrae Scripturae insignioribus sententiis confectum et in 52 sectiones distinctum (Antw. 1583), waarvan de inhoud afkeuring vond, terwijl de schrijver bovendien om de een of andere reden zich het ongenoegen van den Prins van Oranje op den hals haalde, zoodat hij Antwerpen moest verlaten. Hij begaf zich naar Leiden, vestigde zich met zijn gezin op de Hooigracht en liet zich op 14 September 1583 aan de Academie als theoloog inschrijven. In 't volgend jaar gaf hij een tractaat uit, getiteld: Discursus, in quo demonstratur regnum Antichristi statim post apostolorum tempora coepisse et concilia omnia, ipsumque adeo Nicaenum, hac peste infectum fuisse, waarvan een Fransche vertaling verscheen als: Discours, où l'on fait voir clairement, que le règne de l'Antichrist commença à paraître dans l'Église immédiatement après la mort des Apôtres, en dat ook in het Hollandsch uitkwam onder den titel: Clare bewijsinghe dat d' Antichrist terstondt naer den doot der Apostolen beghonst heeft in der Kercke Christi te regneren, ende dat daerom alle de Conciliën ende Boecken der oudt-Vaderen, die van der tijdt der Apostolen af ghehouden ende gheschreven sijn, met veelderhande Antichristische dolinghen besmet sijn enz. (1584). Volgens Johannis' eigen mededeeling aan Coolhaes was het boekje te Vianen gedrukt; van strekking en inhoud geeft Brandt een overzicht in Reformatie, I, 704-706. Ondubbelzinnig bleek uit den inhoud, dat de schrijver Sociniaansgezind was en verder kwam het uit, dat Johannis door bemiddeling van Caspar Coolhaes zijn boekjes aan den man zocht te brengen, die in zijn huis een grooten voorraad had zoowel van het Manuale als van de Clare bewijsinghe. Op aandringen van den Prins van Oranje wien de magistraat van Leiden in een uitvoerig schrijven, d.d. 9 Mei 1584, van een en ander verslag gaf, werd een aantal exemplaren in beslag genomen. Beducht voor het verlies van zijn vrijheid, vluchtte Johannis, wiens vrouw kort te voren overleden was, uit Leiden en ontkwam aan de handen der justitie, omdat bij zijn vervolging, gelijk Brandt mededeelt, ‘bescheidenheidt gebruikt (werd) dat men hem t'elkens van d'eene stadt tot d'ander socht, en daer ter plaetse daer men wist dat hij vernacht had. Soo dat men hem in stilte self deed vluchten en 't landt verlaeten’. Hij trok over Amsterdam en Hamburg naar Krakau, heeft in Polen nog twee dagen met Faustus Socinus gedisputeerd en vestigde zich in Zevenburgen. Volgens Jöcher was hij aldaar predikant bij de Socinianen, volgens anderen verdiende hij de kost als corrector aan een drukkerij. Johannis overleed in 1590. Behalve het bovengenoemde heeft hij nog in druk gegeven: Antithesis doctrinae Christi et anti-Christi de uno vero Deo en Commentatio in apocalypsin. Litteratuur: Sepp, Staatstoezicht, 20-24. - Knuttel, Verb. boeken, 59, 60. - Joosting en Knappert, Schetsen u.d. Kerk. Gesch. v. Drente, 15. - Meiners, Oostvrieslandts Kerkel. Gesch., II, 427. - Brandt, Reformatie, I, 704-706. - Rogge, Coolhaes, II, 246. - Jöcher, Gel. Lexicon, II, 1947. - Alb. Stud. L.B., 15. - Nav., X, 156. |
|