[Andreas Jentink Thz.]
JENTINK Thz. (Andreas), zoon van Theodoor Jentink, predikant te Nieuwland, werd aldaar in 1835 geboren en ontving zijn opleiding aan de Utrechtsche academie, waar hij op 17 Juli 1854 als student werd ingeschreven. In 1860 candidaat t.d. H.D. geworden bij het Provinciaal kerkbestuur van Overijsel, aanvaardde hij op 13 Januari 1861 de Evangeliebediening te Terwispel, ging vandaar in 1873 naar Petten, in 1876 naar Driehuizen, waar hij op 25 Augustus 1878 afscheid preekte, om één week later intrede te doen te Oostzaan. Vervolgens verbond hij zich aan de gemeenten Boskoop (8 Maart 1885), Marssum (7 October 1888) en de Ryp (27 November 1892), in welke laatste gemeente hij arbeidde tot zijn emeritaat, dat hem met ingang van 1 October 1903 verleend werd. Als emeritus vestigde hij zich te Koog a/d Zaan, en overleed op 8 Augustus 1911. Hij was gehuwd met E.M.W. van Riemsdijk.
Van Jentink zijn de volgende geschriften in druk verschenen: Jezus van Nazareth, geplaatst in het licht van zijn tijd (2e dr., Leeuw. 1892). - De Christelijke feesten volgens het beginsel der historische critiek (Dev. 1892). - De gelijkenis in den vorm van wonderen en wonderverhalen (Dev. 1896). - Moet de Bijbel vervallen of niet??? (de Rijp 1896). - Floralialiederen (de Rijp 1897).
Litteratuur: V. Alphen, N. Kerkel. Handb., passim. - Alb. Stud. Rh. Traj., 399.