Maronier) Tafereelen en berigten uit de geschiedenis der Prot. kerk in onze dagen (Leid. 1857 en vlg. jaren). Tot 1868 heeft Janssen daaraan medegewerkt; de uitgave is voortgezet tot 1888 en geschiedde ‘door en ten voordeele van de Ned. Gustaaf-Adolf-vereeniging’. - De muurschilderijen der St. Janskerk te Gorinchem (Amst. 1858). - Haarlemmermeer-Oudheden (Amst. 1858). - Beschrijving der terra cotta's uit het Museum te Leiden (Leid. 1862). - Les Inscriptions grecques et étrusques des pierres gravées du Cabinet de S.M. le roi des Pays-Bas (La Haye 1866). Over ditzelfde onderwerp schreef hij in de Versl. en Meded. der Kon. Acad., IX (1865). - Bovendien gaf hij in Letterk. Lb. een Levensbericht van A. Blussé (1851, blz. 17 vv.), vertaalde Bellamy's Roosje in het Duitsch als: Röschen; eine poëtische Erzählung (Emmer. 1834, oorspronkelijk in het Elberfelder Intelligenzblatt van 1833 opgenomen) en uit het Duitsch, met een voorrede van zijn hand: Ewald, De assyrische en babylonische ontdekkingen met betrekking tot schrift en taal beoordeeld (Leid. 1851), terwijl hij ook een Voorrede schreef bij het Dagboek van Aylva Rengers, te Java 1827-1830 geschreven, dat hij ook ter perse bezorgde en afstond aan de Bijdr. t.d. kennis der Ned. en vreemde koloniën, Jg. 1844-1846. Evenzoo zorgde hij voor de uitgave van Het Hof te Voorst, bewerkt door Sloet (Amst. 1863). Bekend is ook zijn krachtdadige medewerking aan het Repertorium der verhandelingen en bijdragen betreff. de geschiedenis des Vaderlands, door Fruin e.a. uitgegeven en waarvan Janssen het
Voorberigt schreef.
Talrijk zijn ook de soms groote, maar meest kleine verhandelingen en artikelen, door hem in tijdschriften geplaatst. Zij werden opgenomen in Versl. en Meded. der Kon. Acad. v. Wetensch., de Verhand. v.h. Kon. Ned. Instituut, de Jaarboeken v.h. Kon. Ned. Inst., de Handelingen en de Werken der Maatsch. d. Ned. Lett., de Chr. Volksalmanak, de Drentsche, Utrechtsche, Geldersche Volksalmanak, de Vrije Fries, Hermans, Noordbrab. Oudheden, de Godg. Bijdr., de Bibl. v. Theol. Letterkunde, het Arch. v. Kerkel. Gesch. van Kist en Royaards (waarin vooral belangrijk is: De Ned. Herv. kerk in Kleefsland, vooral te Wezel, in de XVIe eeuw, dl. V, blz. 307-422), Bijdr. v. Vad. Gesch. en Oudheidk. van Nijhoff, de Ned. Spectator, de Konst- en Letterbode, waarin vele zijner artikelen met A-Z onderteekend zijn, de Navorscher, Tijdspiegel, Van der Monde's Tijdschrift, het Alg. Letterl. Maandschr., de Revue Archéologique, de Bonner Jahrbücher, de Rheinische Jahrbücher, Gerhardts Archaeologische Anzeiger en Mittheilungen, herausgeg. v.d. Thüringisch-Sachsischen Verein. Bovendien plaatste hij in 1834 en 1835 nog anonym korte gedichten in Duitsche tijdschriften en heeft hij vele artikelen in couranten geschreven. In handschrift bevinden zich van hem in de Bibliotheek der Maatsch. der Ned. Lett.: een register op een onuitgegeven deel van Johan van Bloijs, Hierna volgen de Lantrechten van Overijssele, anno 1551, en een brief uit 1860 aan H.W. Tydeman te den Haag.
Litteratuur: Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., IV, 811. - Frederiks en V.d. Branden, Biogr. Wdb., 390, 391. - Letterk. Lb., 1870, 3-51, door J.T. Bodel Nijenhuis. - W.N. du Rieu, Ter nagedachtenis, in Ned. Spectator, 1869, 366, 376. - J.C.G. Boot, Levensberigt van Janssen in Jaarb. Kon. Acad., 1869, 1. - R. Chalon, Nécrologie de Janssen in de Revue de la Numismatique Belge, 1869, 501. - Knuttel, Bibl. v. Kerkg., 158, 315. - Alb. Stud. Rh.-Traj., 254. - Boekz., passim.