Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4

[Jan de Jager]

JAGER (Jan de) werd op 10 Maart 1719 geboren als oudste zoon uit het in 1715 gesloten huwelijk van Hendrik Theunis de Jager, den eersten gestudeerden predikant der Doopsgezinde gemeente van Hamburg-Altona ( † 10 April 1749) en Cornelia Beets († 27 Mei 1773), kleindochter van Gerrit Roozen, Doopsgezind predikant te Hamburg. Tot zijn 22e jaar uitsluitend voor den handel opgeleid, toonde hij daarbij steeds zooveel belangstelling in de godgeleerdheid en andere wetenschap, dat hij zich daarin, onder leiding van zijn vader, meer stelselmatig ging bekwamen, zonder echter zijn dagelijksch beroep te verwaarloozen. Korten tijd vóórdat zijn vader overleed, kon deze hem dan

[p. 489]

ook aan de gemeente als leeraar aanbevelen, indien hij daarnaast zijn beroep kon blijven uitoefenen. Op 14 December 1749 werd De Jager aldus tot ‘proponent der gemeente’ verklaard, maar eerst den 6en December 1750 hield hij zijn eerste prediking. In 1759 tot leeraar beroepen, leidde hij op 22 April voor 't eerst als zoodanig den dienst, waarna zijn bevestiging in den vollen dienst den 19en Februari 1764 volgde en hij op 4 Maart d.a.v. zijn intreerede hield. Van 1773 tot 1777 is hij, terneergebogen door het overlijden van zijn tweede vrouw, zijn moeder en zijn jongste kind, niet voor de gemeente opgetreden, maar maakte een bezoekreis naar Holland, waar hij meermalen een godsdienstoefening leidde. Deze reis heeft hij in 1786 en 1792 herhaald en daardoor den band tusschen de Nederlandsche gemeenten en die van Hamburg-Altona versterkt. De Jager is op 12 Mei 1802 overleden, den naam nalatend van een getrouw leeraar en kundig man. Bij zijn begrafenis op 19 Mei d.a.v. hield zijn eene ambtgenoot Karsdorp op het kerkhof een ‘standrede’, terwijl de derde predikant der gemeente, J.A. Hoekstra (zie boven, blz. 77) den 13en Juni in de kerk een ‘gedachtenisrede’ heeft uitgesproken. Achter deze redevoeringen, die in druk verschenen, zijn Treur- en Troostzangen opgenomen, vervaardigd door G. van der Smissen, I. Goos, G.B., een onbekende en J.A. Hoekstra.

Tweemaal is De Jager gehuwd: eerst den 10en Juli 1746 met Sara Symons, geboren 5 April 1720, dochter van Jan Symons en Maria Stokmans, en op 6 Mei 1758 overleden; daarna hertrouwde hij in 1762 met Agnetha Dam, geboren 18 Februari 1743 te St.-Anna-Parochie, en dochter van Jelle Dam, Doopsgezind leeraar te Frederikstad; zij overleed in Maart 1773. Uit het eerste huwelijk had hij drie zoons en twee dochters, uit het tweede huwelijk twee zoons en één dochter.

Van zijn hand is in druk verschenen: Lijkrede op Jan Ris, leeraar te Hamburg en Altona, gehouden 24 October 1784. - (Met G. Karsdorp en J.A. Hoekstra) Leerredenen. Met een vertoog, dat genade en plicht, de leer van Jezus en zijne apostelen, ook de leer van Menno en der waare Mennoniten is (Altona 1794).

Litteratuur: Karsdorp en Hoekstra, Stand- en Gedachtenisrede over Jan de Jager, leeraar der Mennonieten te Hamburg en Altona (Altona z.j.). - Cat. Doopsgez. Bibl., II, 41, 277.