[Lambert Jacobsz]
JACOBSZ (Lambert), zoon van Jacob Thonisz of Theunissen, oudste bij de Waterlandsche gemeente te Amsterdam, en misschien oudere broeder van Anthony Jacobsz (zie boven), is waarschijnlijk ongeveer 1592 te Amsterdam geboren. Hij toonde grooten aanleg voor de schilderkunst, was een tijdlang in Italië, om zich verder daarin te bekwamen en vestigde zich na zijn terugkomst te Leeuwarden, waar hij in 1621 het burgerrecht verkreeg. Een tweetal groote stukken, thans in het Friesch Museum aldaar, en één schilderij in het Rijks-Museum te Amsterdam getuigen van zijn groote gaven.
Waarschijnlijk is hij spoedig ook tot voorganger der Waterlandsche Doopsgezinden te Leeuwarden gekozen, waar hij den 7en Augustus 1631 de nieuwe kerk (het ‘vermaenhuis’) bij de Wirdumerpoort met een predikatie over de wijze en de dwaze maagden (Matth. 25) inwijdde. Blijkbaar was hij zeer ijverig in zijn bediening, zoodat hem door de overheid meermalen daarvoor geldboeten zijn opgelegd. Dat hij den verbannen Remonstranten welgezind was, ligt geheel in zijn lijn en zoo zal hij het ook wel zijn geweest, die Camphuysen aanried, een vlashandel te beginnen. Volgens Houbraken heeft Jacobsz te Kleef, toen hij daar eens predikte, Govert Flinck leeren kennen; hij nam hem mee naar Leeuwarden en werd Flinck's leermeester.
Jacobsz is in 1637, vóór den 3en October, overleden, na tweemaal getrouwd te zijn geweest. Den 28en Juli 1620 sloot hij te Leeuwarden een huwelijk met Aechtje Thonisdochter of Anthonis, dochter van Thonis Christiaens, ook genoemd Van Coelen (Keulen); Vondel heeft op deze verbintenis een gedicht gemaakt. Aechtje Thonis overleed ongeveer 1632 en schonk Jacobsz twee zoons, Abraham en Jacob, die zich later Van den Tempel noemden en waarvan de eerste zich ook als schilder heeft bekend gemaakt. Een tweede huwelijk sloot Jacobsz op 26 Maart 1634 met Hillegont Dircx Velius.
Voor het godsdienstig leven onder de Doopsgezinden heeft hij zich zeer verdienstelijk gemaakt, door met zijn ambtgenoot Wyke Wybrandi een liederboek saam te stellen, dat veelvuldig bij de Doopsgezinde gemeenten in gebruik is geweest en tot titel voert: Geestelycke gout-schale (Leeuw. 1647; 2e dr. Fran. 1662). Het is een bloemlezing ‘uyt diverse Liedtboecken’, maar noch de dichters, noch de verzamelaars worden genoemd. Toch is het waarschijnlijk, dat Jacobsz en Wybrandi zich met de samenstelling en uitgave hebben belast. Zie verder over de Gout-schale beneden i.v. Jansen (Wiger).
Er bestaat een portret van Lambert Jacobsz, geschilderd door J. Ariëns (zie Vrije Fries, dl. 28, blz. 73).