[Wernerus Immnik]
IMMNIK (Wernerus), zoon van Petrus en Aleida van Laer, is den 28en September 1806 te Ootmarsum geboren en werd gedurende den cursus 1822-23 te Amsterdam als student ingeschreven, waarna hij in 1824 naar Leiden vertrok, waar zijn inschrijving op 28 September plaats had. In Augustus 1828 tot proponent bevorderd, deed hij den 13en September 1829 te Kamperveen intrede en bleef hier tot 1836, toen hij naar Doesburg werd beroepen. Deze gemeente diende hij tot zijn emeritaat, dat op 20 Augustus 1858 inging; hij vestigde zich te Velp en overleed aldaar den 12en Februari 1876. Immink was den 21en Juli 1829 te Hellendoorn gehuwd met Johanna Elisabeth Ninaber (1809-1876); hun zoon Petrus volgt beneden.
Reeds als student werd Immink met goud bekroond voor het antwoord op een prijsvraag, door de theologische faculteit te Leiden uitgeschreven, welk antwoord het licht zag onder den titel: De Chrysostomi, Augustini et Ambrosii praeceptorum usu in sacro administrando munere (L.B. 1828). Verder gaf hij: Teregtwijzing der teregtwijzing van pastoor Clercx, medegedeeld aan een vriend (twee drukken, Doesb. 1842), waarvan in Boekz., 1842a, 581, een uittreksel voorkomt. - Het heerlijk uitzigt des Christens in gindsche gewesten. Leerr. over Op. 7:17b (Doesb. 1847) en vertaalde: Dr. C. Bomhard, Wenken en lessen ter voorbereiding tot het Academie-leven (Doesb. 1847). Met A.H. van der Hoeve (zie boven, blz. 94) bewerkte hij: De vier Evangeliën, opgehelderd door A.H. v.d. H. en W.I., 3 dln. (Doesb. 1840-43), waarvan een bespreking voorkomt in Boekz., 1841a, 312-314 en 1844a, 3-6.
Litteratuur: Sepp, Bibl. Kerkgesch., 73. - Alb. Ath. Amst., 198. - Alb. Stud. L.B., 1265. - Cat. Burgersd. en Nierm., blz. 293. - Boekz., 1828a, 203.