[Hutsinger]
HUTSINGER (Hutzing, Hutzinge) (Dr. Enoch), afkomstig van Dantzig, tot Theol. Docter gepromoveerd te Wittenberg, daarna Professor in de Logica en in de Hebreeuwsche taal in zijn vaderstad, was Hoogleeraar in de Theologie te Rostock, toen hij den 15en Aug. 1643, na er kort te voren een preekbeurt te hebben vervuld, voor een jaar tot predikant bij de Luthersche gemeente te 's-Gravenhage werd aangenomen, onder beding, dat hij goede getuigschriften omtrent zijn leer en leven kon overleggen van den Hertog van Mecklenburg en van de Theologische Faculteit te Rostock; zijn getuigschrift was echter ‘zeer slecht en koud’. Elders had hij al veel twist verwekt, en ook hier ontstond door zijn optreden beroering. Tot driemaal toe, den 17en Mei, den 25en Mei en den 9en Dec. 1644 werd hem wegens twistgierigheid de dienst opgezegd, ten slotte in de algemeene vergadering, waar de Rijksgraaf en andere aanzienlijken hem ernstig over zijn gedrag onderhielden. Een schriftelijk afscheid, hem door een notaris onder getuigen gegeven, scheurde hij in stukken, waarna hij den kerkeraad dagvaardde. Een nader ingesteld onderzoek had tengevolge dat hem verboden werd den preekstoel te betreden, waarna hij, zonder afscheidspreek te houden, den 23en Febr. 1645 vertrok. Hierna diende hij eenigen tijd als veldprediker. Hij overleed als buitenambtelijk persoon den 7en Juni 1678 te Rostock.
Afbeeldingen zijn van hem niet bekend.
Van hem zag het licht:
Dissertatio de ministerio ecclesiastico. - Trost-predigt über das Evangelium von der Wittwen zu Naïn. |
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 459. - Jöcher, Gelehrten Lexic. II, k. 1792. - Domela Nieuwenhuis, Gesch. der Ev. Luth. gem. te 's-Gravenhage, blz. 14, 15. - J. Loosjes, Naamlijst der Luth. predikanten ... in Ned., blz. 130.