Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Joannes Houbakker]HOUBAKKER (Joannes), geboren te Amsterdam den 18en Apr. 1685, toonde reeds vroeg bijzonderen aanleg voor de studie. Hij werd den 15en Sept. 1699 ingeschreven als student vanwege de gemeente onder ‘'t Lam’ aan de Doopsgezinde kweekschool in zijn vaderstad, en werd den 27en Aug. 1705 bevorderd tot proponent. Den 4en Oct. d.a.v. hield de twintigjarige zijn eerste prediking voor de Vereen. Vlaamsche en Waterlandsche Doopsgezinden in hun vergaderplaats op de Singel bij het Lam en den Toren. Hunne gemeente beschouwde hij als zijn geestelijke moeder. Zijn aanstelling als haar vaste leeraar verkreeg hij eerst den 1en Jan. 1711, waarop hij den 1en Febr. zijn intreepreek uitsprak (1 Cor. II:2). Inmiddels had hij in 1709 een beroeping naar Rotterdam afgeslagen, zooals hijzelf bij zijn intrede te Amsterdam verklaarde, omdat hij zich aan laatstgen. gemeente wilde verbinden voor heel zijn verder leven. Zijn leven heeft echter maar kort geduurd, want reeds den 14en Dec. 1715 overleed hij. Zijn ambtgenoot Dominicus hield een (niet in druk verschenen) lijkrede op hem (t: Joh. IX:4). Deze vroeggestorvene behoorde tot de beste kanselredenaars uit de 18e eeuw. Hij ontkwam niet aan de toen gebruikelijke ‘methodus concordantialis’, waarbij ieder woord werd ontleed, en waarin de gemeente van dien tijd veel smaak vond. Maar er is bij het verkeerde veel goeds in zijn preeken: zijn toepassingen zijn hier en daar vol gloed en leven en dringen krachtig in het hart. Zijn prediking was vol warmte, waaraan zich paarde een losheid en gemakkelijkheid van uitdrukking, die hem een eereplaats waardig maken. Overigens merkt men reeds bij hem op dien | |
[pagina 326]
| |
empirischen geest van Locke, die later onder de Doopsgezinden, en niet alleen onder hen, zoovele aanhangers vond, en die er zich op toelegde, de overeenstemming van den christelijken godsdienst met de uitspraken der rede te betoogen. Zijn portret doet hem kennen als den ‘homo elegans’, den orateur, zooals deze ook bij de Doopsgezinden niet ontbraken. Hij was den 12en Mei 1709 te Amsterdam gehuwd met Dina van der Smisse(n). Zijn portret vertoont zijn borstb. links, in ov. m. randwerk en 6 reg. vers van J. Bremer. Naar J. le Blon, door J. Houbraken. 4o. Ook bestaat van hem een portr., borstb. rechts, grooter dan het vorige, in ov. m. 4 reg. vers van A. Spinneker. Naar J. le Blon, door J. Folkema. 8o, waarbij afzonderl. het vs. v. J. Bremer. (Laatstbed. portr. bij Schijn en Maatschoen, Gesch. der Mennon. III, tegenover blz. 492). Hetz, portr. m. breed randw. Door J.C. Philips. 4o. In: de Verzam. v. Leidsche hoogleeraren bij v.d. Aa). Voorts bestaat een zinneprent op zijn overlijden, zw. kunst. Door A. v. Halen. 4o. - Rouwklagt der kerk op zijn overlijden. 4o. - Verzen op zijn huwelijk. Vgl. Muller, Cat. v. Portr. No 2586-2589; v. Someren id. II blz. 341. Jaren na zijn overlijden werden uit zijn nalatenschap uitgegeven drie bundels preeken: I. Achttien Predicatiën ov. verscheide Texten der H. Schriftuur. Amst. 1730. 4o. II. Twintig weldoorwrochte Predicatiën ov. verspreide Texten der H. Schriftuur. Amst. 1732. 4o. III. Feestpredicatiën, handelende v.d. Geboorte v. onzen Heyland, en Zaligmaker, Jesus Chr., Zyn bitter Lyden en Sterven, de Heilryke Opstandinge, Hemelvaart, en Afzending v.d. Heil. Geest. Amst. 1735. 4o. (Hierbij een portr.). (Doopsgez. Bibl. Amst.). Ook verschenen van hem eenige verzen op boeken en bij bepaalde gelegenheden, vgl. Cat. Letterk. I, k. 547, 570. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 403.Ga naar voetnoot1) - Glasius, Godg. Ned. II, blz. 151, 152. - Paquôt, Mémoires. T. I, p. 59. - Schyn-Maatschoen, Gesch. der Mennon. III, blz. 492-497. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. II, k. 605. (art. K. Vos). - Alb. Stud. Ath. Amst., blz. 153. - Blaupot ten Cate, Holland. II, blz. 94, 142. - Hartog, Gesch. Predikk., blz. 189-191. - Doopsgez. Bijdr. 55e Jrg, (1918), blz. 64n. - Naaml. Doopsgez. Schr., blz. 48. - Cat. Doopsgez. Bibl. Amst. II, blz. 273. - J.G. Boekenoogen, Cat. der Werken ov. de Doopsgez. en hunne gesch. aanwez. in de Bibl. der Ver. Doopsg. Gem. te Amst., blz. 244. |
|