[Theophilus Hoogeveen]
HOOGEVEEN (HOGEVEEN, HOGHEVEEN, HOOGHEVEEN) (Theophilus), geboren te Breda in of omstr. 1750 uit het huwelijk van Henricus Hoogeveen, Rector der Latijnsche Scholen, resp. te Woerden, Culemborg, Breda, Dordrecht en Delft (overl. 1791) en diens tweede vrouw Eva Petronella Hammius, studeerde te Leiden (in het Alb. Stud. komt zijn naam niet voor). Den 5en Apr. 1773 toegelaten als proponent bij de Classis Delft en Delfland, werd hij den 23en Juni d.a.v. bevorderd tot Dr. Philos. et Mag. Artium liberalium op een Specimen mathematico-physicum (zie ond.). Den 17en Mei 1774 legde hij peremptoir examen af bij de Classis Voorne en Putten, waarop den 19en Juni d.a.v. zijn bevestiging te Piershil plaats had door zijn broeder Joh. Hendricus Hoogeveen, pred. te Eethen en Drongelen (m. Ez. XXXIII:7a; intr. m. Fil. I:8). Reeds het volgende jaar verwisselde hij deze gemeente met. Geervliet, waar hij den 12en Nov. 1775 bevestigd werd door zijn (halven) broeder Dav Hoogeveen, pred. te Chaam c.a. (m. Hebr. XIII:17; intr. m. Ef. I:1, 2; afsch. te Piershil 5 Nov. m. Fil. I:27). Hij overleed na een ziekte van enkele dagen den 2en Oct. 1782 te Geervliet, nalatende een weduwe.
Hij beoefende ook de poëzie, en schreef in dichtmaat o.a. over het Hooglied, op het voetspoor van zijn grootvader Johannes Hoogeveen, schoolmeester te Leiden (overl. 1730), uit wiens berijming van het Hooglied (1726) kort na de uitgave op last van Schepenen te Leiden 20 à 30 bladen op het Raadhuis verbrand waren, als zijnde Spinozistisch.
Afbeeldingen zijn van Theoph. Hoogeveen niet bekend.
Van hem zag het licht:
Carmen elegiacum continens Historiam morbi domestici, variolis infecta domo, dicta publice in aede Gallic. quae est Dordraci Cal. Sept. 1762. - Specimen Mathematico-Physicum inaugurale de Aëris resistentia in globos projectos. L. Bat. 1773. 4o. - Het Hooglied v. Salomo, zinnebeeldig en dichtkundig uitgebreid.
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 350. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. V, k. 242.