schap. Door hetzelfde genootschap werd hij in 1793 met goud bekroond voor de door hem, samen met zijn vriend Ds. Alb. Brink, geleverde Prijsverhandeling over de voortreffelijkheid der Evangeliebediening (zie ond. zijne geschriften). Ook de ‘aanspraken’ door hem als directeur gehouden, zijn opgenomen in de Werken van het genootschap.
Voorts was hij Curator van de Erasmiaansche School te Rotterdam.
Zijn bijzondere belangstelling genoten de Maatschappij t. Nut v.h. Algemeen, het Ned. Zendeling- en het Ned. Bijbelgenootschap. Bij de oprichting van het Ned. Zendel. genootschap werd hij den 19en Dec. 1797 benoemd als een der zes te Rotterdam wonende leden der ‘Commissie van Directie’; hij was van deze zes ‘de meest beroemde.’ Bij gelegenheid van het vijf-en-twintig jarig bestaan van het genootschap den 16en Juli 1823 was hij de feestredenaar.
Hij huwde den 2en Dec. 1788 te Amersfoort met Johanna Jacoba Scheltus. Een zoon uit dit huwelijk was Isaäk Marinus Jacob Hoog, overl. als pred. te Barneveld (1868), wiens drie zoons ook predikant zijn geworden.
Van Thom. Hoog bestaat een portret borstb. links. In ov. Met 3 reg. Holl. onderschr. Naar H.W. Caspari door W. v. Senus 1804. 8o; dez. pl., vroegere druk, m. 2 reg. onderschr. en een 4 reg. vers v. J. Scharp. Ook een borstb. rechts. Silhouet v. S.W. Evans 12o. (vgl. v. Someren, Cat. v. Portr. II, No 2566, 2567).
Van hem zag het licht:
De aard en voordeelen eener vroege Godzaligheid. Leeuw. 1792. 8o. - Verplichting om ook in de voortplanting v.h. ware Christendom Jezus Christus als den Meester en Heer te eerbiedigen. Rott. 1806. 8o. - Redev. bij gelegenh. des vijfentwintigiar. bestaans v.h. Ned. Zendel. genootsch. Rott. 1823. 8o. - Opleiding v.h. nageslacht tot de dienst des Heeren, voorgesteld in eene leerrede. Rott. 1830. 8o (na zijn overlijden uitgeg.).
In de Werken van het Haagsch Genootschap:
[Met A. Brink], Verhandeling waar in de voortreffelijkheid der Evangeliebediening en derzelver invloed op het waare welzijn van Kerk en Staat wordt aangeprezen, meede ingerigt om lieden v. goeden huize aan te moedigen, dat zij hunne zoonen niet terug houden, maar gewillig aan den dienst der Kerke overgeven; en om veel beloovende Jongelingen daar toe op te wekken en tegen ontmoedigende zwaarigheden te versterken. Prijsverhandel. v.h. jr. 1793, blz. 90 v.v.
Aanspraak over Jezus Christus beschouwd als het allerbeste voorbeeld, hetwelk wij in het bestrijden der dwaelingen in de zaak v.d. Godsdienst, volgen kunnen. 1802. - Aanspraak ter gedachtenisviering v. des Genootschaps vijf en twintigjarig bestaan, en aanwijzing v.h. belang v. deszelfs voortduring; en aanmoediging, om met vernieuwden ijver voort te werken, ter verdere bereiking v.h. doel, waartoe hetzelve is opgerigt. 1810. - Aanspraak strekkende ter aanwijzing hoe de Chr. Godsdienst, bij al de ongunstige beoordeelingen, die dezelve ondergaan heeft, niets v. hare innerlijke waarde verliest, en hoe ons dit tot waarborg verstrekt, dat zij eenmaal boven alle verdenking heerlijk zegepralen zal. N. Verhandel. 1818, blz. 11-75.
In De Fakkel of Bijdr. t.d. kennis v.h. ware, schoone en goede, verzam. door J.P. Sprenger v. Eyk, pred. te Rotterdam:
Over het naauw verband tusschen verlichting en zedelijkheid (Redev. geh. 12 Febr. 1812 in het Rott. dep. der Maatsch. t. N. v. 't Alg.), 2e jrg. (1826), blz. 270-304. -