Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Petrus Hondius]HONDIUS (de Hond) (Petrus), geboren te Vlissingen ± 1578 als jongste zoon van Corn. de Hond (zie boven) werd ingeschreven als student te Leiden 16 Oct. 1596; eer hij voor de tweede maal ald. in het Alb. Stud. werd ingeschreven 15 Nov. 1603, schijnt hij in staat gesteld te zijn een buitenlandsche reis te doen, gelijk blijkt uit een brief door hem uit La Rochelle in 1601 aan Prof. Merula gericht. Evenals zijn broeder Jacobus zal hij op kosten der stad Vlissingen hebben gestudeerd; één der drie disputationes (nl. die de Oratione 1599) droeg hij met betuiging zijner erkentelijkheid op aan de regeering zijner vaderstad. Uit een zijner brieven blijkt dat het hem niet ontbrak aan krachtige aanbeveling en welwillende ontvangst te Leiden. Na den 4en Juni 1604 te Vlissingen praeparatoir geëxamineerd te zijn werd hij spoedig daarop uit vier candidaten te Terneuzen beroepen. Zijn | |
[pagina 220]
| |
peremptoir examen volgde den 5en Juli bij de Classis Walcheren, en kort daarna aanvaardde hij zijn bedieningGa naar voetnoot1). Hij bleef te Terneuzen werkzaam tot zijn overlijden in Aug. 1621Ga naar voetnoot2), waaraan een langdurige ziekte voorafging. Petrus Hondius was iemand van groote gaven en degelijke omvangrijke wetenschap, die niet alleen de godgeleerdheid, maar ook de geschiedenis en de kruidkunde beoefende. Ook als dichter deed hij zich kennen door de uitgave van zijn Dapes inemptae of de Moufe-schans, waarvan hij den 10en ‘gang.’, getiteld: Morgenstont-werck, dat een ernstigen geest ademt, opdroeg aan zijn broeder Jacobus, den ‘trouwen en welgeleerden Predicant te Vlissingen’. In gen. dichtwerk bezingt hij het landgoed, de Moufe- of Moffe-schans, nabij Terneuzen op den weg naar Axel gelegen (waar men tegenwoordig slechts een gewone landhoeve aantreft), oorspronkelijk een sterkte, die de Graaf v. Hohenlo daar in Nov. 1582 door zijn Duitsche soldaten had laten opwerpen tegen de Spanjaarden. De verlaten grond werd verkocht aan den Burgemeester Serlippens, een vertrouwd vriend van Hondius, welke laatste, zelf ongehuwd, zestien jaren bij hem inwoonde. De Burgemeester stond aan Hondius deze plek af voor den aanleg van een vermaard geworden buitengoed. Hondius, die daar op ruimen voet leefde, zoodat zijn tafel, volgens zijn eigen mededeeling hem jaarlijks twee à drieduizend gulden kostte, ontving er met onbekrompen gastvrijheid behalve zijn naaste betrekkingen en intieme vrienden, ook mannen als Jacob Cats, die er meermalen vertoefde, en nog tal van andere mannen van naam en aanzien; ook Prins Maurits bezocht er meermalen den ijverigen geleerde. Daniel Heinsius, van jongs af met Hondius bevriend, bezong de plaats en haren beschrijver. Het bedoelde dichtwerk van den predikant van Terneuzen, in 1621 te Leiden verschenen (534 blz.), schijnt reeds vroeger zonder voorkennis van den auteur te zijn uitgegeven; het bevatte toen 64 bladzijden, en werd daarop driemaal herdrukt; uit de voorrede blijkt dat een ongenoemd Roomsch geestelijke op den eersten druk aanmerking had gemaakt, omdat het alleen maar handelde over den tuin, het keukenwerk en de bereiding van spijzen, hetgeen den auteur aanleiding gaf, er ook andere gedeelten aan toetevoegen. Van Vloten heeft Hondius genoemd onder de vroegste dichters der 17e eeuw en hem in één adem vermeld met dichters als Roemer Visscher en Zach. Heins, een lof, waarop wel wat valt af te dingen. Zijn theologisch en kerkelijk standpunt blijkt wel hieruit dat hij in de Moufe-Schans er zijn vreugde over uitspreekt dat men in zijn gemeente eenstemmig was met de uitspraken der Nat. Synode te Dordrecht. Bij testamentaire beschikking 5 Mei 1621 vermaakte hij aan de Classis Walcheren een legaat in onroerend goed, waarvan de jaarlijksche opbrengst moest dienen tot hulp van drie studenten in de godgeleerdheid; hiertegen kwamen zijn verwanten in verzet, en zijn broeder Jacobus voerde tegen die beschikking bij drie verschillende vierscharen processen, die veertien jaren later bij onderling accoord werden beslecht; toen bleken de proceskosten ongeveer de geheele waarde van het betrokken land te | |
[pagina 221]
| |
hebben verslonden. Toen in 1787 eindelijk dit land, dat de Classis was ten deel gevallen, verkocht werd, was de opbrengst f 82.50 per gemet. Voor de stichting van een nieuwe kerk te Axel, waar hij een tijdlang als consulent optrad, gaf Petr. Hondius zich veel moeite; den 14en Mei 1618 legde hij den eersten steen van het bedehuis. Zijn belangrijke verzamelingen schijnen spoedig na zijn overlijden verspreid te zijn. Afbeeldingen zijn van hem niet bekend. Een geschrift van zijn hand getiteld: Herbarius Indicus, of eene beschrijving en afteekening v. O. en W. Indische gewassen (waarvan hij een schets meedeelde in de Moufe-Schans blz. 347) bleef echter ongedrukt, evenals zijne ‘dichtkundige beschrijving van den Spaanschen oorlog’. De catalogus der Bibl. v.d. Maatsch. der Ned. Letterkunde te Leiden Hs. (blz. 61) vermeldt in manuscript van hem een Verklaring namens den Kerkeraad van Ter Neuzen, z.j.; volgens Nagtglas t.a.p. bevinden zich in dezelfde bibliotheek bovendien nòg enkele zijner handschriften en een paar gedichtjes. In de collectie van het Zeeuwsch Genootschap zijn enkele door hem geteekende brieven betreffende kerkelijk classicale aangelegenheden (zie Nagtglas t.a.p.). Het Album amicorum van Petr. HondiusGa naar voetnoot1) (1589-1610 in 4o), waaruit blijkt dat hij met de meeste wetenschappelijke en geleerde mannen van zijn tijd bevriend was, werd den 11en Apr. 1859 op een verkooping van handschriften en autographa, afkomstig van Fr. v. Aerssen v. Sommelsdyk te 's-Gravenhage bij M. Nyhoff verkocht voor f 140 aan een onbekend gebleven kooper (Nav. XII, 273; XIV, 44; vgl. ook de uitvoerige beschrijving van dit Album in de Alg. Konst- en Letterbode (No 37) v. 12 Sept. 1857). Van Petr. Hondius verscheen in druk: Leo Belgicus, hoc est Inf. Germ. Prov. septem-decim status hodierna. 1598. - Disputationum theologicarum repetitarum trigesima-octava, de Oratione ... sub praesid. Cl. doct. Viri D. Lucae Trelcatii ... publ. sustinere adnitur ... 15 Sept. Ao MDIC. 4o. - Disp. theol. repetit. quinquagesima, de conciliis ... sub praesid. D. Lucae Frelcatti ... 10 Maii MDC. 4o. - Disput. theol. repetit. sexagesima-prima de Missa... praeside D. Francisco Junio ... 16 Kalend. Febr... L.B. MDCI. 4o. Zijn bovenvermeld dichtwerk draagt tot titel: Dapes inemptae, of de Moufe-schans, d.i. de soeticheydt des Buyten-levens. Vergheselschapt met de Boucken. Afgedeelt in X Gangen. Nieuwe editie. Nu eerst bij den Autheur uyt laeten gaen. T'samen met zijn Hof-wetten. Leyden ... 1621. 8o. Litteratuur: Kok, Vad. Wdb., XXI, blz. 23. - v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 323, 324. - de la Rue, Gelett. Zeeland, 2e dr. blz. 212-223. - Nagtglas, Levensber., blz. 404-407. - Cadsandria. Jrg. 1856, blz. 115-135; 1857, blz. 156-188. - J.G. Frederiks, Petr. Hondius, in: Tijdschr. v. Ned. Taal en Letterk. 6e Jrg. (1886), blz. 103-159. - Witsen Geysbeek, Biogr., Anth. en Crit. Wdb. III, blz. 232. - Vrolikhert. Vliss. Kerkhemel, blz. 57, 58, 60, 61. - Alb. Stud. L.B., k. 46, 72. - Cat. Letterk. I, II (reg). - Nav. XIV (1864), blz. 44. - P.C. Molhuysen, Bronnen t.d. Gesch. der Leidsche Univ. I, blz. 469* (in: Rijks Geschiedk. Publicatiën, 20. 's-Grav. 1913). |
|