Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend
[pagina 166]
| |
aldaar aan de Hoogeschool werd ingeschreven, hoewel dan de daarbij aangegeven leeftijd van 13 jaar niet juist is. Op aanbeveling van Prof. Heidanus den 26en November 1670 benoemd tot predikant bij onzen ambassadeur aan het Spaansche hof, H. van Beverningk, was hij slechts zes maanden als zoodanig werkzaam, daar dit gezantschap toen eindigde. Over Genève, waar hij zich eenigen tijd bij den beroemden Turrettini ophield, en Parijs reisde hij naar de Nederlanden terug. In het begin van 1672 naar Engeland overgestoken, om bij den ambassadeur Meerman de Evangeliebediening waar te nemen, duurde zijn verblijf aldaar niet langer dan zes weken wegens den oorlog, die tusschen ons Land en Engeland uitbrak; reeds den 10en April 1672 was Hollebeek weer in het vaderland terug. Door den gezant Paets uitgenoodigd, om hem als predikant wederom naar Spanje te vergezellen, gaf Hollebeek echter den voorkeur aan een beroep naar Valkenburg (Z.-Holland), dat op hem was uitgebracht, deed daar den 8en November 1672 intrede en diende de gemeente tot 9 October 1675, toen hij naar Alphen ging. Op zijn vertrek dichtte A. Pars een Herdersklagt van het herderlose Valkenburg, van wegen het vertrek van P.H. na Alfen (1675) en toen hij Alphen in 1679 met Alkmaar verwisselde, bezong Pars dit in zijn Alfer Ligtswijmenis (Eclypsis) en Alkmaar's geluk, over het vertrek van P.H. na Alkmaar (1679). Reeds in 1680 volgde hij een beroep naar Leiden, waar hij op 9 April 1689 - Siegenbeek vermeldt: 1685 - tot onderregent van het Staten-college werd aangesteld, en den 16en Maart 1707 tot regent in plaats van Witsius. Hij overleed den 4en Februari 1709 en werd door zijn ambtgenoot Robertus Aemilius herdacht in een lijkrede over 1 Joh. 2:17, die het licht zag. Voorzoover bekend, heeft Hollebeek geen geschriften nagelaten; die, welke door Schotel genoemd worden zijn van gelijknamige verwanten afkomstig. Wel wordt hij een man van ‘ongemeene talenten’ genoemd. Driemalen is hij gehuwd: eerst in 1677 met Sara Haan, weduwe van Antony van de Vin; vervolgens in 1704 met Magtilda Scholten, weduwe van Samuel van der Helft; eindelijk In 1708 met Cornelia van der Maersche, weduwe van Marcus van Peene, predikant te Leiden. Slechts uit het eerste huwelijk had hij kinderen, o.a. Petrus, geboren 1679 of 1680, die zich als Alcmarianus op 19jarigen leeftijd den 21en April 1699 aan de Hoogeschool te Leiden liet inschrijven (Alb. Stud. L.B., 753), Jeremias (die beneden volgt) en Jacobus. Deze was op 21 December 1691 te Leiden geboren, werd den 29en Mei 1709 als student aldaar ingeschreven (Alb. Stud. L.B., 810), proponent in 1717, predikant te Wieringerwaard van 25 Juni 1719 tot 1 Augustus 1728, te Medemblik van 15 Augustus 1728 tot 4 Maart 1742, en te Middelburg van 8 April 1742 tot 15 Maart 1756, toen hij wegens ziekte emeritaat verkreeg, waarna hij den 9en Maart 1764 overleed. Hij was gehuwd met Anna Sterk, dochter van Johannes Sterk, predikant te Noordgouwe, bij wie hij drie kinderen had, die, evenals zijn vrouw, vóór hem zijn overleden. Litteratuur: Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., I, 1142. - Schotel, Kerkel. Dord., II. 99. - Siegenbeek, Leidsche Hoogesch., II, T.B., 285, 286, 289. - Pars, Katwijkse Oudheden, 293. - Knuttel, Acta, V, VI, Reg. - Alb. Stud. L.B., 468. - Boekz., 1764a, 583-588. |
|