Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Johannes Martinus Hoffmann]HOFFMANN (Johannes Martinus) behoorde tot een geslacht van Silezischen oorsprong, afkomstig van de stad Grosz-Glogau, dat bij diploma van 14 Aug. 1630 door Ferdinand II Roomsch Keizer in den adelstand was verheven, en waarvan de leden later het recht kregen zich te schrijven Hoffmann von Hoffe (Hove). Joh. Mart. Hoffmann was kleinzoon van Johannes Hoffmann, kamerheer en domeinraad bij Karel Lodewijk, Keurvorst van de Paltz, later van den Markgraaf Frederik van Baden, en zoon van Johan Jacob Hoffmann v. Hove, vroeger in dienst bij het Duitsche leger, daarna gevestigd te Sittard, waar uit zijn huwelijk met Ida Resenbrück als oudste der twee kinderen, die beide predikant zijn geworden, in 1696 geboren werd Joh. Mart. (gedoopt ald. 9 Febr.). Uit geen vaderlandsch Alb. Stud. blijkt aan welke academie hij studeerde. Als proponent werd hij bevestigd den 4en Jan. 1722 in Fort St. Andries (cl. Zalt-Bommel) door Ds. H. v. Galen, pred. te Heerewaarden (m. Zach. VI:25; intr. m. 1 Tim. VI:12b). Den 19en Juni 1729 had zijn bevestiging plaats te Geertruidenberg door Ds. A.H. Bornius Sagius, pred. ald. (m. Jes. LII:7; intr. m. Ps. XIX:15; afsch. te Fort St. Andries 2 weken te voren m. Openb. II:2b, 3a). Den 22en Sept. 1737 werd hij bevestigd te Maassluis door Ds. Aeg. Francken, pred. ald.Ga naar voetnoot2) m. Hand. XVI:17, 18; intr. m. Openb. XIV:6; afsch. te Geertr. 15 Sept.). Wegens aanhoudende ongesteldheid verkreeg hij in het najaar van 1758 emeritaat; hij overleed te 's-Gravenhage den 14en Juli 1774Ga naar voetnoot3). Hij behoorde tot de bekende predikanten van zijn tijd. Zijne in druk verschenen geschriften getuigen van zijn vaardigheid als schrijver. Te midden der toenemende onkerkelijkheid deed ook hij een poging om het Bijbelsch Christendom te verdedigen. (Zie: Inl. t.d. oordeelk. Bijbelverkl. v. Liliënthal.) | |
[pagina 135]
| |
Hij was lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen. Hij huwde te Breda den 21en Oct. 1729 met Alida Stuerman (geb. 3 Mei 1708), uit welk huwelijk zeven kinderen werden geboren. Een aantal ex. van zijn portret door Houbraken werd uitgegeven met zijn Voorbehoedsel en Tegengift omtr. de besmetting v.h. ongeloof enz. (Boekz. 1775a, 342). Van hem zag het lichtGa naar voetnoot1): De Zware Last en zoete Lust v.d. Knechten des Heren, werkzaam omtrent en in de zaken v. Godts Heiligdom. Zynde een Schriftmatige Verhandeling v. verscheide Keurstoffen der H. Schriftuur, op dit gewigtige onderwerp betrekkelyk, waar in het Ampt, de Hoedanigheit en het byzonder Gedrag v.e. Gode behagelyk Euangelie-Dienaar in verscheide omstandigheden; nevens zyn heerlyk uiteinde en beloning uit zuivere en vaste gronden afgeleidt, bepaalt, en tot nuttig gebruik aangedrongen worden. I. Dordr. 1736. 4o. N. uitg., waarbij Leerr. ov. 1 Tim. IV:12 en XIV:6, 7. Utr. 1771. 4o. - Het Grote Heil, aan Godts Kerk geschonken, ten tyde der Hervorming, Door middel v. eene opentlyke en wydtuitgestrekte Prediking des Euangeliums, en de Invoering v. enen Redelyken Godtsdienst, ofte de werkzame Bezigheit v. rechte Euangelie-Gezanten, ter voortplanting v.d. zuivere Waarheit en Godsvrucht, uit Openb. XIV, 6, 7. By ene plechtige omstandigheit voor het grootste gedeelte vertoont, en met byzondere Aanmerkingen verrykt. Intreerede in 1737 geh. Dordr. 1739. 4o. - Leerr. ov. Jesaias Voorzegging, in het XXXste Hoofdst., in het 20 vs. Ter Eeuwgetyde v.d. Grote Kerk op Maassluis, gedaan in deze Kerk, den 9 Oct. 1739.Ga naar voetnoot2) Gravenh. 1739. 4o. - Lykrede ter uitvaart v.Z. Hoogstvorstel. Doorlugtigh. Willem Karel Hendr. Friso, Prins v. Or. en Nassau enz.... Erfstadh. Kapit. en Admir. Gener. der Vereenigde Nederl. enz. Den 11 Febr. 1752 .. te Maassluis uitgespr. Maassl. 1752. - Een Leeraar in zyn voorbeeldig gedrag vertoont uit 1 Tim. IV:12, zynde een vervolg v. De Zware Last en zoete Lust (zie boven). Maassl. 1752. 4o. - Brief, waar in het byzonder gevoelen v. Magister Buchner, nopens het Graf v. Moses, onderzocht word, te vinden in: Godr. Buchner, Vraag of de Boom der Kennisse des Goeds en des Quaads eene schadelyke kracht gehad hebbe: en of deeze Waereld de beste zy? volgens de Schrift onderzocht en aan de Reede getoetst. Als mede de Vraag, of Moses, Gods getrouwe Dienstknecht, ooit gestorven en begraaven zy geworden, beantw. door denz. schrijver. 's-Gravenh. 1761. 8o. - Geschied- en Oordeelkundige Aanmerkingen over 't Ongeloof en de Vrygeestery deezer Eeuwen, oorspr. toevoegs. aan het onder Hoffmans toezicht vertaalde geschr. v. Isaac Watts D.D., Waarschouwing tegen 't Ongeloof; of Betoog wegens 't gevaar des afvals v.h. Chr. Geloove enz. uit het Eng. 's-Gravenh. 1763. 8o. - | |
[pagina 136]
| |
De Spyze door het Gebed en de Dankzegging geheiligd, of Beredeneert Betoog ov. de betamelykheid der Chr. verpligtinge, tot het bidden en danken op de gewoone Maaltyden, ingericht tegen eenen byzondere tak v. inkruipende Ongodsdienstigheid. 's-Gravenh. 1765. 8o. - Beredeneerd Voorstel nopens de plegtige bekentmaking der Geboorte v. 's Waerelds Heiland, kort na die gebeurtenis, en vraag, daar uit voortvloeyende, aan de ernstige overweging der Christen Kerke, voorgehouden. In: Akademie der Geleerden. D. I (1764), 1ste st., blz. 33-51.Ga naar voetnoot1) - Gewichtige Bedenkingen ov. den ongemeenen Schat, welken volgens I Kron. XXII:14 en XXIX:3-7. geschikt werd tot den Opbouw v.h. Huis des Heeren; benevens een ernstig en gemoedelijk voorstel aan alle rechtschapene Bybelminnaars, betrekkelyk tot dit onderwerp. Amst. 1765. In: Akad. der Gel. II 2de st., blz. 155-170. - Geschied- en Oordeelkundige Nalezing, tot ophelderinge en stavinge v.d. gewigtige bedenkingen over Davids ongemeenen Rykdom. In: Akademie der Geleerden. II. 3de st. blz. 353-361. - Brief .....aan den Heere G. Kulenkamp, Bed. des H. Euang. te Amst. In: Akad. der Gel. D. II, 4e st., blz. 469-485. - Id. aan den Uitgever, betrekking hebbende tot den evenvoorgaanden, blz. 485-491. - Inleiding tot de Oordeelk. Bijbelverkl. v. Chr. Th. Lilienthal, of Voorbehoedsel en tegengift omtrent de besmetting v.h. Ongeloof, ten nutte v.h. tegenwoordige en opkomende geslachte. Amst. 1775. 8o.Ga naar voetnoot2). Een Brief door Hoffmann als Gedeputeerde der Classe v. Delf- en Schieland ad res Indicas, do 8 Mei 1756 geschreven bevindt zich in origineel in het Kaapsch Kerkelijk archief (C. Spoelstra, Bouwstoffen voor de geschied. der Geref. Kerken in Z.-Afrika II, blz. 109, 110). Litteratuur: Boekz. 1774a, 246. - Knappert, Gesch. N.H.K. 18e en 19e e., blz. 173. - Nav. XXXII (1882), blz. 256. - Vorsterman v. Oyen, Stam- en Wapenboek III, blz. 412. - Nederl. Patricaat. III, blz. 170 (waar zijn sterfdatum onjuist voorkomt). Mededeel. v.d. Heer W.M.C. Regt. |
|