[Gerardus Johannes van der Hoeve]
HOEVE (Gerardus Johannes van der), zoon van Adriaan Hendrik v.d. Hoeve (zie hiervóór) werd geboren te Gendringen den 26en Aug. 1831. Hij werd na afgelegd staatsexamen ingeschreven als student te Utrecht den 14en Sept. 1850 en toegelaten tot de evangeliebediening door het Prov. Kerkbestuur van Gelderland den 5en Oct. 1855. Den 8en Febr. 1857 had zijn bevestiging te Spanbroek en Opmeer plaats door zijn vader (m. Col. IV:17b; intr. m. Col. I:25). Bijna dertig jaren bleef hij hier werkzaam, tot den 29en Nov. 1885, toen hij afscheid nam wegens vertrek naar Elkerzee, waar hij den 6en Dec. d.a.v. bevestigd werd door Dr. S.P. Heringa, pred. te Renesse. Daarna diende hij nog de gemeente van Someren; hier werd hij bevestigd den 10en Juli 1892 door Ds. W. van Elden, pred. te Waalwijk (m. 1 Kon. XXII:14; intr. m. Rom. I:16a; afsch. te Elkerzee 3 Juli m. 2 Cor. XIII:13b). Met ingang van 1 Nov. 1909 verkreeg hij eervol emeritaat. Daarna vestigde hij zich te Apeldoorn, waar hij den 1en Mei 1916 overleed.
Hij was gehuwd te Spanbroek 12 Maart 1863 met Johanna Jeanette Hermanides (overl. 17 Maart 1910) Een hunner vier nagelaten kinderen is de emer. pred. A.H. v.d. Hoeve, Gemeent. Inspecteur L.O. te Utrecht.
G.J. v.d. Hoeve schreef, behalve een aantal romans, novellen en een kluchtspel:
Straatsburger Theologie en Homiletiek, in: N. Jaarb. v. Wetensch. Theol. D. II. (1859), blz. 633-651. - Een christelijk driemanschap uit de 4e eeuw (Joh. Chysostomus, Ambrosius en Augustinus). Arnh. 1805. 8o. (Evang. Biblioth. 1866. II).
Onder zijn redactie verscheen het tijdschrift: West-Friesland. Enkhuizen. 1869. 2 dln. M. plt. 8o.
Ook komt een bijdrage van hem voor in: Fantasia. Nieuwe Bundel Proza en Poëzie door J. ten Brink, A.J. de Bull en vele anderen.
Litteratuur: Frederiks en v.d. Brande, Biogr. Wdb., blz. 355. - Alb. Stud. Rh.-Traj., k. 376. - Hartog, Gesch. Predikk., blz. 405n. - Waarheid in Liefde. Jrg. 1866. II St., blz. 371, 372. - Cat. Letterk. I, II (reg.)