Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Samuel Joannes de Hoest]HOEST (Samuel Joannes de) werd den 19en Juni 1804 geboren te Amsterdam, uit het huwelijk van Gerrit de Hoest,Ga naar voetnoot1) apotheker en ouderling bij de Ned. Herv. | |
[pagina 93]
| |
gemeente aldaar, afstammend van vaderskant van een geslacht van Fransche refugiés, en Johanna Jacoba Neurager. Hij studeerde aan het Athenaeum in zijn vaderstad 1820/'24, en werd ingeschreven als student te Utrecht den 7en Apr. 1823. Tot proponent bevorderd door het Prov. Kerkbestuur van Gelderland in Mei 1827, werd hij den 2en Sept. d.a.v. bevestigd te Ottoland en Neder-Blokland door Ds. G. v. Duyl, pred. te Vianen (m. 2 Cor. V:14; intr. m. 2 Cor. IV:5). In 1829 bedankte hij voor Waarder, in 1830 voor Geervliet; een tegelijktijdig met dit laatste ontvangen beroep naar Leksmond en Lakerveld nam hij aan; hij werd ald. den 5en Sept. 1830 bevestigd wederom door Ds. G. v. Duyl (m. 1 Thess. II:4; intr. 1 Cor. II:2; afsch. te Ottoland 29 Aug. m. Ef. III: 14-21). Den 7en Ang. 1831 vatte hij den herdersstaf op te Nijkerk o.d. Vel. (m. 1 Thess. V:24; bev. door Ds. C.C. Callenbach, pred. ald. m. Neh. II:20; afsch. te Leksmond m. 1 Thess. V:28). Uit tal van gemeenten ontving hij te Nijkerk beroepingen (Oosterwolde '44, Harderwijk '46, Hierden '49, Oldebroek '50, Ee '61, Heeg '61, Poortvliet'62); voor alle bedankte hij. Den 1en Sept. 1867 herdacht hij zijn veertigjarige bediening te Nijkerk (m. Fil. II:1, 2, 16). Hij overleed ald. den 13en Febr. 1877. Hij genoot in breeden kring hoogachting, maar ondervond ook, met name te Nijkerk, ‘haat en vijandschap van hen, die hechtten aan vorm en letterdienst en die God en wereld beide wilden dienen’. Zijn gelukkig huwelijksleven en de trouw zijner vrienden vergoedde hem echter veel. Tenger was hij en klein van gestalte; maar in zijn zwak lichaam, gekweld door hoofdpijnen, duizelingen en later door het graveel, waaraan hij bezweek, woonde een heldere geest. Buijtendijk verklaarde nooit ‘zuiverder exemplaar der gereformeerde orthodoxie ontmoet’ te hebben dan de Hoest. Hij was een eigenaardig man, in theologicis de meerdere van zijn bekenden Nijkerkschen ambtgenoot Callenbach, maar hij miste in zijn prediking en verkeer het zalvende van dezen. Medestander was hij van die rechtzinnige predikanten zijner dagen, die hunne stem verhieven tegen de leervrijheid in de Ned. Herv. Kerk; hiervan getuigden de beide mede van hem uitgegane (in 1841 en 1842) Adressen aan de Alg. Synod. Tegen de Afscheiding was hij gekant. Toen in den zomer van 1845 H.F. Kohlbrügge, die in zijne brieven ook hem te voren bestreden had, een poging bij hem deed om tot lid der Herv. Kerk te worden aangenomen, was de Hoest hiervoor niet te vinden, hetgeen Kohlbrugge zelf toeschreef aan vrees voor ‘collisie met de kerkelijke autoriteiten’. Gedurende achttien jaren was hij lid van het Prov. Kerkbestuur van Gelderland. Zooals blijkt uit de lijst zijner geschriften gaf hij bij enkele gelegenheden ook een gedicht uit. Hij huwde den 6en Mei 1843 te Amsterdam met Henriëtta Palm (geb. ald. 1818; overl. 1894). Bij zijn overlijden liet hij drie kinderen na; zijn eenige zoon was Gerrit Jacobus de Hoest, geb. te Nijkerk 28 Jan. 1844, prop. in Gelderl. 1867, pred. te Amerongen (1868), IJsselmonde (1872), Amersfoort ((1876), Barneveld (1879), Leeuwarden (1884), Zutphen (1887), Leiden (1892), emer. 11 Mei 1908, overl. te Zeist 17 Jan. 1919. Van dezen verscheen in druk: Afscheidswoord tot de Gem. v. Leiden 26 Apr. 1908, na 40jar. ambtsvervulling. Leiden. 1908. 8o. Van S.J. de Hoest zag het licht: Zestal leerred. Amst. 1837. 8o. - Over de vergelding. Leerr. ov. Openb. 22:12. Amst. 1840. 8o. - Een woord voor den getrouwen Evangeliedienaar onzer dagen. | |
[pagina 94]
| |
Leerr. ov. 2 Tim. IV:2a, ter bevest. v. J.A.C. Nonhebel in de gem. N.-Loosdrecht. Amst. 1841. 8o. Leerr. ov. Rom. VII:18a. Nijkerk. 1842. 8o. - Psalm CXXV in vier leerred. Nijk. 1844. 8o. - Voorr. voor: G. de Hoest, Gedachten over den staat v. Gods Kerk op aarde, bijz. in ons vaderland. Amst. 1848. 8o. - Leerr. ov. Num. XXIII:10. Uitgespr. op den 30en Sept. 1848. Amst. 1848. 8o. - Kerkel. Redev. bij de bevest. v. Ds. J.A. Ruys, cand. t.d.H.D. als Herder en Leeraar der Herv. gem. te Balk. Sneek. 1848. 8o. - Een Avondmaalsboekje, geschikt om ons onder den invloed v.d. H. Geest tot een Gode behagelijk en onzen zielen zalig Avondm. vieren op te leiden. Amst. 1849. 8o. - De belijdenis der Herv. Kerk, aang. de komst des Heeren ten oordeel, n.d. H. Schrift ontwikkeld en tegen nieuwe begrippen verdedigd. Arnh. 1854. 8o. - Kerkel. rede ter bevest. van Ds. J.J. Knap, als pred. te Putten o.d. Veluwe, over Mt. 23:8b. Gorinch. 1855. 8o. - Over den geestelijken dood des menschen. Bijdrage t.d. kennis en waardeering v.d. leer der Herv. Kerk, omtr. deze zaak. Amst. 1857. 8o. - Eenige Toevoegsels bij Een wegwijzer ten hemel, uit des Heeren Woord. Een oud boekje op nieuw uitgeg. Nijk. 1851. 3de dr. 1857. 8e. - Kerkel. rede ter bevest. v. Ds. J.A. Ruys, als leeraar te Putten o.d. Vel. Nijkerk. 1858. 8o. - Wedergeboorte. Een woord tot verstand en hart. Nijkerk. 1861. 12o. - Leerr. op G. Vrijdag ov. Mt. 27:50, in: Feest- en Gelegenh.-preken door eenige leeraars der Ned. Herv. Kerk, m.e. voorw. v. J.J. Knap. Heeg, (1863) 8o, blz. 39-54. - Halve eeuw-feestlied 17 Nov. 1863. Nijkerk. kl. 8o. - Hoe komt een mensch t. zekerheid v.d. vergeving zijner zonden? Antw. op deze vraag, allen vrienden v. ernstige waarheid aangeboden. Nijk. 1863. 8o. - Voorwoord voor A. Booth, Goddelijke gerechtigheid het wezen v. Gods natuur en karakter. Uit het Eng. vert. d.J. Nieuwland. Sneek. 1864. 8o. - Gedachtenisrede bij vervulden veertigjar. Ev. dienst, uitgespr. te Nijkerk op 1 Sep. 1867. Nijk. 1867. 8o. - Feestrede en feestzang op den 25-jar. gedenkdag v. 's Konings regeer. 12 Mei 1874. 8o. Litteratuur: Hs. Borger. - Alb. Stud. Ath. Amst., blz. 181. - Id., Rh.-Traj., k. 242. - S.H. Buijtendijk, Bladen uit mijn levensboek, blz. 170-172. - Vos, Groen v. Pr., blz. 171, 204. - H. v. Lonkhuyzen, Fred. Herm. Kohlbrügge en zijn prediking, blz. 257. - St. v. W. en Vr. 1877, blz. 397, 398. - Mededeel. van Ds. H.S.J. van der Flier, emer. pred. te Nijkerk o.d. V. kleinzoon van S.J. de Hoest. |
|