XV:17, door Ds. G.T. de Cock op den 3 Februari 1765 uitgesproken, en onlangs, hoewel merkelijk veranderd, door den druk gemeen gemaakt, met een zeer liefdelooze en onkristelijke voorreden, die met de preeke vergeleken word. Dit is ‘een in beleedigenden toon gesteld geschriftje, zelfs door medestanders van den schrijver als al te hatelijk afgekeurd’ (de Bie).
Onder deze omstandigheden zal een beroep naar Schiedam, 30 December 1766 op Van Hiltrop uitgebracht, hem niet onaangenaam zijn geweest. Hij predikte den 5en April 1767 te Leeuwarden afscheid en diende zijn nieuwe gemeente van 26 April d.a.v. tot 21 Mei 1769, om op 18 Juni van dat jaar zijn intrede te doen te Groningen, waar hij op 9 Februari beroepen was. Ook hier bleef hij niet lang; den 23en Mei 1771 te Dordrecht beroepen, preekte hij op 11 Augustus 1771 te Groningen zijn afscheid en verbond zich den 15en September d.a.v. aan de Dordtsche gemeente. In April 1795 legde hij, volgens Schotel om politieke redenen, volgens de Boekzaal ‘door aanhoudende ligchaamsongesteldheid en toeneemende verzwakking,’ zijn ambt neder en overleed hoogbejaard den 30en Maart 1805.
Litteratuur: Schotel, Kerkel. Dordr., II, 526 (hier wordt hij onjuist Van Holtrop genoemd). - De Bie, Hofstede, 126, 131, 132. - Van Veen, Uit de vorige eeuw, 106, 137, 154, 158. - Ypey, Chr. Kerk 18e e., VII, 66, 67. - Ypey en Dermout, Gesch. N.H.K., III, 512 vv. - Knappert, Gesch. N.H.K., II, 92. - Diest Lorgion, Herv. K. in Friesl., 271, 279, 280. - Brucherus, Gedenkb., 18. - Romein, Pred. Friesl., 35. - Boekz. 1805a, 418.