[Joseph Hill]
HILL (Joseph) was de zoon van Joshua Hill, predikant te Bramley bij Leeds, en werd aldaar in October 1625 geboren. Na zijn studiën te Cambridge voltooid te hebben, volgde in 1649 zijn bevordering tot magister artium. Wegens verschil in godsdienstige gevoelens met de kerkelijke autoriteiten, ging hij in 1663 naar het buitenland, liet zich op 29 Maart 1664 te Leiden als student inschrijven en was daar algemeen zeer gezien, vooral bij de Presbyteriaansche predikanten. Den 19en Juni 1667 ontving hij een beroep naar de Schotsche kerk te Middelburg, waar hij den 7en Augustus d.a.v. in den dienst bevestigd werd. Hier vervaardigde hij een politiek geschrift, gedagteekend 30 November 1672, dat in April 1673 in twee verschillende drukken het licht zag, onder den titel: The interest of these United Provinces, being a defence of the Zeelanders choice(Middelb. 1673) en dat tegelijk in het Hollandsch werd uitgegeven als: Het jegenwoordigh Interest der Vereenighde Provincien, nevens verscheyde aanmerckingen ... door een liefhebber van de Gereformeerde religie en 't welvaren dezer landen (Amst. 1673). Omdat hierin verschillende beschouwingen over het landsbestuur waren opgenomen, die ontoelaatbaar werden geacht, verbanden de Staten van Zeeland hem bij resolutie van 19 Augustus 1673 uit de provincie, maar bepaalden daarbij, dat het hem zou vrijstaan, na den oorlog terug te komen en zijn dienst weder te aanvaarden. Hill ging naar Londen en schreef vandaar, dat hij niet van plan was, later weer het predikambt te Middelburg op zich te nemen, terwijl koning Karel II hem, als blijk van waardeering voor zijn boek, met een sinecure begiftigde, waaraan een inkomen van 80 pond sterling verbonden was. Toen echter de Staten van Holland bij resolutie van 13 Januari 1678 toestonden, dat er bij de English Presbyterian Church te Rotterdam een tweede
predikantsplaats gevestigd werd en de gemeente Hill beriep, om die plaats te vervullen, gaf hij daaraan gehoor. Nog in datzelfde jaar hield hij zijn intreerede, arbeidde hier tot zijn emeritaat, dat in 1705 inging, en overleed twee jaar daarna, op 5 November 1707.
Behalve het reeds genoemde geschrift, verscheen van zijn hand in druk: Een toespraak over Moderation (1677). - Lykrede op Mary Reeve (Rott. 1685). - Antiquities of Temples (1696): - Artificial Churches (1698), terwijl hij bovendien een zeer gezochte uitgave bezorgde van Schrevelius' Lexicon manuale graeco-latinum.
Litteratuur: Dictionary of National Biography, XXVI, 402. - Steven, History of the Scott. Church Rotterdam, 319, 323, 334, 335. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., III, 590. - v. Doorninck, Verm. en Naaml. Schr., I, 369. - Fruin, Brieven aan Johan de Witt, uitgeg. door Japikse (Werken Hist. Gen. te Utr., 3e Serie, no 44), II, 200. - Petit, Bibl. v. Ned. Pamfl., II, 163, no 4086-4088. - Knuttel, Verboden Boeken, 59. - Alb. Acad. L.B., 515. - Nav. XV, 201.