[Lambertus Hiddingh]
HIDDINGH (Lambertus) was de zoon van Ernestus Hiddingh, die in 1603 als predikant van Blija en Hoogebeintum genoemd wordt, doch het volgend jaar uit zijn ambt is ontzet, waarna hij in 1611 te Mastenbroek weder in dienst trad en aldaar arbeidde tot zijn dood in 1624. Lambertus studeerde eerst te Franeker onder den streng-Gereformeerden Maccovius en verdedigde in 1617 dertien stellingen De praedestinatione, die in dat jaar te Franeker het licht zagen. Negen van deze stellingen worden nader opgehelderd en gestaafd, terwijl een opdracht en een lofdicht aan den inhoud zijn toegevoegd. Op 26 December 1617 liet hij zich nog te Groningen als student inschrijven en is den 1en April 1619 tot den predikdienst toegelaten. Nog in hetzelfde jaar werd hij predikant te Ens op Schokland, waar hij het evenwel niet gemakkelijk had: Henricus Jodoci, vroeger predikant te Wapsterveen en om ‘onsuyverheyt in leere ende leven in Drente gedeporteert’, had zich te Ens op onwettige wijze ingedrongen en zou nu voor den zeer rechtzinnigen Hiddingh moeten wijken. Toch bleef hij er wonen en had blijkbaar veel invloed op de bevolking, die hij ‘met verkeerde affradinge uth de kercke soect te houden’, zoodat ‘op Sondach laetstleden, den 21en Novembris (1619) nijet een mensche ter praedicatie is gecomen’. In 1624 vertrok Hiddingh van Ens naar Wilsum, waar hij in 1640 overleed.
Litteratuur: Arch. K.G., III, 564. - Reitsma en v. Veen, Acta, V, Reg. i.v. E. en L. Hiddingius; VI, 115. - Knappert en Joosting, Schetsen u.d. Kerkel. Gesch. v. Drenthe, 105. - Romein, Pred. Friesl., 532. - Alb. Acad. Gron., 6. - V. Alphen, N.K. Handb., 1912, Bijl., 150, 155.