[Magnus Hibbaeus]
HIBBAEUS MAGNUS, in 1574 geboren, waarschijnlijk te Weimar, was van 1603 tot 1611 predikant te Resterhafe in Oost-Friesland. Vanhieruit werd hij in laatstgenoemd jaar aan de Lutherschen in Nederland als predikant aanbevolen en is toen reeds zoo goed als zeker te Utrecht werkzaam geweest. Aldaar toch had Cremerius op 10 Juni 1611 ontslag verzocht en volgens een mededeeling in Nav. (III, 214) aanaanvaardde Hibbaeus er op 15 Juli 1611 reeds zijn ambtsbediening. Evenwel schijnt hij eerst in 1613 officiëel als predikant te Utrecht opgetreden te zijn, daar hijzelf in het kerkelijk Protokol, door hem begonnen, aanteekent, dat hij op 28 Mei 1613 de eerste vergadering ter regeling van het bestuur der gemeente gehouden heeft. In allen gevalle kan hij als de eigenlijke grondlegger der Utrechtsche gemeente beschouwd worden. In 1614 woonde hij de synode te Amsterdam bij en werd hier benoemd tot lid van het Algemeen Consistorium, dat bestemd was, een soort Synodale Commissie uit te maken. Wegens ‘cortborstigheyt’ legde hij op 6 Maart 1618 de bediening te Utrecht neder, vertrok naar Wismar en werd in 1619 rector te Norden. Blijkbaar vergat men hem hier te lande niet, want toen de verwaarloosde Haagsche gemeente een voorganger noodig had, die haar weder zou bijeenbrengen en opbouwen, koos zij Hibbaeus als predikant. Hij deed hier den 24en Februari 1624 intrede, beantwoordde aan de goede verwachtingen, die men van hem gekoesterd had, en diende de gemeente tot zijn overlijden op 22 Augustus 1638, nadat H. Glaserus hem den 20en Januari 1637 als adjunct was toegevoegd.
Zeker is Hibbaeus niet streng-Luthersch in zijn Avondmaalsopvatting geweest, daar na zijn overlijden een deel der gemeente aanstoot nam aan de vraag, haar door den in 1640 aangestelden Hoogduitschen predikant Matthaeus bij de voorbereiding en uitdeeling van het H. Avondmaal voorgelegd: of men niet geloofde, het ware, wezenlijke lichaam van Christus te ontvangen? In een adres aan den Kerkeraad wordt dit een ‘nieuwe insetting’ genoemd, anders dan ‘door Dom. Hebeus Magnus Godtsal. eenvoudelijck is geleert en gepredickt worden.’ Van Hibbaeus bestaat een portret, waarop hij is afgebeeld met pels en halskraagje, en waaronder een vierregelig Latijnsch vers van H. Glaserus staat; het is door F. Magnus geteekend en door C. van der Queboren in koper gebracht.
Hibbaeus vertaalde uit het Hoogduitsch: Christelycke Motiven ende oorsaacken, welcke een oprecht Christenmensch aanporren ende beweghen sullen, om het Hooghwaardighe Sacrament des H. Avondmaals onses Heeren ende Salichmakers Jesu Christi dickwyls ende eerbiediglyck te gebruycken; mitsgaders sommighe vragen ende aandachtige