Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[David Heyster]HEYSTER (HEISTER) (David) werd naar alle waarschijnlijkheid te Nijmegen geboren uit ouders, van vreemden oorsprong, misschien wel uit Duitschland, die zich daar ter stede of althans in het Graafschap gevestigd hadden. Op 22jarigen leeftijd den 22en Maart 1625 ingeschreven als student te Leiden, werd hij in 1631 predikant te Herveld (ber. 8 Apr.) Hier bleef hij werkzaam tot zijn overlijden in 1659. Hij verzamelde eene Synopsis der Handelingen van de Classis van Nijmegen van het jaar 1590 tot 1660, op last der Classis, in het jaar 1660 te zamen gebragt. Heyster deed zich daarin kennen als bedreven in kerkelijke zaken; op den titel van zijn handschrift plaatste hij Jes. XL:28, 29, daarmee blijkbaar uitdrukkende wat zijn geest vervulde. Enkele aanteekeningen betreffende personen en zaken na Heysters overlijden zijn er bijgevoegd door Joh. Smetius Jr., pred. te Nijmegen, uit wiens verzameling het ook afkomstig is.Ga naar voetnoot1) Het hieronder genoemde werk Babel, ofte verwerde Spraeck ende Taele der Roomsche Kercke vangt aan met een opdracht ‘aan de Gedeputeerden van de Staten des Furstendoms Gelre ende Graafschap Zutphen, residerende binnen Nieumegen’ - ‘ende Borgemeesteren, Schepenen ende Raden der Hooft Stad Nieumegen’. In dit werk bedoelt hij de tegenspraak aantewijzen tusschen het Decretum Gratiani en de pauselijke decreten, die erop gevolgd zijn; en zoo Rome afteschilderen als een Babel, waar de hooggeroemde eenheid zoek blijkt. Van den schrijver zijn geen verdere levensbijzonderheden en ook geen afbeeldingen bekend. Zijn werk voert den titel: | |
[pagina 28]
| |
Babel, ofte verwerde Spraeck ende Taele der Roomscher Kercke, in hetwelck wordt aenghewesen, hoe dat de Leere der tegenwoordigen Roomscher Kercke, dewelcke voor omtrent hondert jaren, in den Concilie van Trenten, bevesticht is gheworden, strydet ende seer verre verscheelt van den Jure Canonico, oft Pausselycke Canonycke Rechten, ende door deselve wederleght wort. Aldus teghen malcanderen ghestelt. Nieumegen. 1650. 4o. (Behalve voorwerk en registers 460 bladz. groot). Litteratuur: Alb. Stud. L.B., k. 183. - Arch. K.G. IV (1844), blz. 1-14; V (1845), blz. 309-316; VII (1847), blz. 321-346; VIII (1848), blz. 193. - v. Alphen, N.K. Handb. Jrg. 1903, Bijl. U, blz. 134. |
|