Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
H (Vervolg)[Gaspar van der Heyden]HEYDEN (HEIDEN) (van der) (HEYDANUS, HEIDANUS)Ga naar voetnoot1) (Gaspar of Gasparus), eenige zoon uit het huwelijk van Gaspar v.d. Heyden en Catharina van Goethem (zie D. III, blz. 814), werd geboren te Frankenthal en aldaar gedoopt den 3en Maart 1566; hij bezocht omstreeks 1581 de Latijnsche School te Antwerpen, was in 1583 voor zijne studie te Genève, en werd den 23en Sept. 1585 ingeschreven als student te Heidelberg. Predikant geworden, diende hij eerst de gemeente van Wolmersheim (in de Beiersche Paltz)Ga naar voetnoot2), vanwaar hij in den herfst van 1594 te Frankenthal kwam als opvolger van Joh. Ursinus. Hij bleef daar tot 1608 en werd den 28en Nov. van dat jaar bevestigd te Amsterdam, waar hij werkzaam bleef tot zijn dood, den 14en Jan. 1626. In 1620 predikte hij er op verzoek van den kerkeraad eenigen tijd in het Hoogduitsch. In het voorjaar van 1602 maakte hij van uit Frankenthal een reis naar Holland. Hij deed zich kennen als vurig Contra-Remonstrant. Toen onder zijn leiding in 1613 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam de doop plaats had van het kind van den broeder van Simon Episcopius, ontstonden er moeilijkheden over de tweede vraag uit het Doopsformulier; daarbij trad hij volgens verklaring in een brief van Episcopius heftig op. Op verdienstelijke wijze ordende hij de doop- en huwelijksopgaven van de Frankenthaler gemeente, die vóór dien tijd op losse stukken waren geschreven. Hij was gehuwd met Clara van den Borne of (volgens sommigen) Varick dict v.d. Borne, gedoopt 7 Nov. 1570 te Frankenthal (ondertr. 24 Febr. 1588), dochter van Jan van den Borne, hoofdschout ald en Clerken van den Bare; zij overleefde hem en schonk hem zeven zoons en acht dochters. Een dochter, Clara, huwde met Herman Anthony van der Linde, pred. te Naarden van 1612 tot zijn dood 1646. Twee van de zoons volgen hierna. Portretten zijn van hem niet bekend, evenmin als geschriften van zijn hand. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 121. - Glasius, Godg. Ned. II, blz. 48. - Molhuysen en Blok, N Biogr. Wdb. III, k. 583, 584 (art. v. Dr. A.A. v. Schelven). - H. de Vries, Genève Pepinière du Calvinisme, p. 58, 130. - Toepke, Matrik. Heidelb. II, p. 121. - Croese, Pred. Amst., blz. 38, 39. - Vos, Amstels. k. leven, blz. 352. - Brandt, Reformatie. II, blz. 217-220, 228. - J. Regenboog, Hist. der Remonstr. I, blz. 129-133. - Fr. W. Cuno, Franciscus Junius der Aeltere, S. 388-390. - Monatschr. des Frankenthaler Altertumvereins. XIII (1905), No 12. - | |
[pagina 2]
| |
De Ned. Heraut. II (1885), blz. 200. - A. v.d. Velden, Registres de l'Egl. Ref. Neerl. de Frankenthal. I, II op gen. data. - Sepp, Bibliogr. Meded., blz. 96. |
|