Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend
[pagina 804]
| |
[Frans Esausz. den Heussen]HEUSSEN (Frans Esaus. den), geboren te Enkhuizen in 1599, oefende daar waarschijnlijk eerst het ambacht uit van kuiper; in de opdracht van zijn geschrift over den Heid. Catechismus aan Burgemeesteren van Enkhuizen nl. verklaart hij ‘dat God hem onwaardige van zijn ambacht en als van achter de vaten geroepen en voort getrokken had, om zyne Gemeente op Oost-Vlieland met den Herderstaf Zijns Woords te weiden’. Na door de toenmalige zes predikanten van Enkhuizen (onder wie Abr. à Dooreslaer) opgeleid en bekwaamd te zijn, werd hij in 1624 door de N.-Holl. Synode tot proponent bevorderd en in 1625 bevestigd als predikant te Oost-Vlieland, waar hij tot 1679, het jaar van zijn overlijden, werkzaam bleef. Als beoefenaar van theologie en poëzie maakte hij zich in zijn tijd bekend. Zijn geschrift getiteld: Den Chr. Visscher, enz. was een hand- en schatboek voor de visschers van W. en O.-Vlieland. Eenigen tijd na de uitgave van zijn Catechisatie over het Eerste Stuk van den Heid. Catechismus was door hem op schrift gebracht een Catechisatie over de drie daaropvolgende Zondagen, welk werkje door de Classis van Enkhuizen was nagezien en goedgekeurd met aanmaning aan den schrijver, om dit werk voorttezetten en op dezelfde wijze een leerboekje over den geheelen Catechismus uittegeven, doch de zware predikdienst van den schrijver en bijkomende omstandigheden beletten hem in de eerstvolgende jaren aan dit verzoek te voldoen, maar op sterken aandrang van predikanten (vooral van Ds. Ubbenius, eerst pred. te Enkhuizen, daarna pred. en sub-regent van het Staten-College te Leiden) en van sommige lidmaten besloot hij, nadat Ds. Joh. Roos (overl. 1684) hem wegens zijn hoogen leeftijd en uitgebreiden pastoralen arbeid te O.-Vlieland in 1662 als adjunct was toegevoegd, het vroeger aangevangen werk te voltooien. Het werd in Nov. 1665 door gecommitteerden van de classis van Enkhuizen nagezien en goedgekeurd en in 1668 met Privilegie voor 15 jaren uitgegeven. Den Heussen huwde in 1651 te Amsterdam met Sara Davids (ingeteek. 21 Apr.) Verdere levensbijzonderheden zijn evenmin als afbeeldingen van hem bekend. Achter de opdracht van Den Chr. Visscher vindt men onder de vier dichtstukjes ter aanprijzing van dit geschrift er een van zijn zoon Nicolaus Doemer den Heussen, destijds scholier der Lat. School te Haarlem, later pred. te Koedijk (1657-1680), een dergenen, aan wie hij den hierna vermelden vierden vermeerderden druk van Den Chr. Jongelingh (1647) opdroeg; de eerste druk van deze ‘stichtelyke onderwysing’ (1638) was opgedragen aan zijn oudsten zoon Cornelis Doemer den Heussen; deze was echter vóór 1647 overleden, de beide volgende drukken aan twee met hem bevriende theol. studenten te Franeker; de vierde druk bovendien ook aan zijn zoon Nicolaus. De door F. Esausz. den Heussen uitgegeven geschriften zijn de volgende: Tien Schriftuurlyke Redenen, tot bewys dat de jonge kinderen der Geloovigen moeten gedoopt worden. Cort en klaer tot onderrichtinghe van de eenvoudige t'samen gestelt. T' Amstelredam gedaen voor Marten Jansz. Brandt. 1637. kl. 8o.Ga naar voetnoot1) - Den Christelijcken Jongelingh: D.i. Een stichtel. Onderwysinge.... Voorgestelt over de woorden v.d. H. Propheet en Koning David. Psalm 119 vs. 9. Na de nieuwe oversettinge des Bybels, oock in alle aangetogene plaatsen der H. Schrifture. Met een Bij-voeghsel | |
[pagina 805]
| |
bestaende in eenige Chr. Gesangen ende Lof-Gedichten tot stichtelicke vermakinghe der Jeugt. Amst. 1638. 8o; 4de verm. dr. ald. 1647. 8o; 5en dr. ald. 1657. 8o. - Christelick Tresoirtjen ofte Aengvoeysel van het By-voeghsel tot den Christelicken Jongelingh. Inhoudende Eenige Gesanghen en Gedichten, met sekere Aenmerckingen op deselve, betreffende insonderheyt; 1. De Godsaligheyt, gerecommandeert; 2. De Hoovaerdye, bestraft; 3. Godts Besluyt in de Huwelicken, ende 4. De seeckerheyt der Saligheyt, beweert. Amstelred. 1645. kl. 8o. (Opgedr. aan Gerrit Verduyn, koopman t' Amsterdam en aan den zoon des schryvers Jacob den Heussen ‘Schoolmeester aen 't Zuyd-end van Oost-Sanen’, die bij eerstgen. vroeger in betrekking was geweest). - Den Christelijcken Visscher, Voor-ghestelt by forma v. t'samenspreeckinghe tusschen een Visscher ende Predikant: Tot stichtelycke onderwysinghe, aen alle Visschers en Zeevarende luyden. De derde druck, van nieuws oversien ende verbetert, na de nieuwe oversettinge des Bybels, in alle plaetsen der H. Schrifture. T' Amstelredam. 1640. kl. 8o.Ga naar voetnoot1) - Catechizatie over het Eerste Deel v.d. Catechismus, van des Menschen Ellende. 1647. - Catechizatie over de Christelyke Catechismus, der Geref. Kerken in de Vereen. Nederlanden. Enkhuysen. 1668. 8o. - Noahs Arcke en Zions Burght, Vertoont Door de bewarende handt des Almachtigen Gods, in dit sware Oorloghs geval, aen syn Volck en Kercke, van het Vereenight Nederlandt, In Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt, en Groeningerland. Onder een Sommarisch Verhael van 't gepasseerde desen vergangen Somer 1672: Danckseggens en Gebedens wijse, tot onsen genadigen en weldadigen God. Begrepen en Gestelt, ter eeren Gods, en nut des Vaderlands. Hos. XIII:IX. Hos. XVIII:X. Amsteld. 1673. 4o. - Gouden Breydel voor de quade en ongebonden Tonge ofte Verklar. v.h. Derde Gebodt... Met een Aenhangsel vervat: eenige Politycke en Kerckel. wetten tegen het vloecken, sweeren enz. Amst. 1676. kl. 8o. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 232, 233. - v.d. Aa, Wdb. Ned. Dicht. II, blz. 219, 220. - Hs. Borger. - J.Chr. Koecher, Catechetische Hist. der Geref. Kerke in Zwitzerland, enz. enz. (vert. d. E.W. Cramerus), blz. 312. - Schotel, Gesch. Heid. Cat., blz. 244. - Nav. II (1852), blz. 121. - v. Alphen, N.K. Handb. Jrg. 1908, Bijl. P, blz. 136. - Knuttel, Cat. Pamfl. II2, No 10687. - Maandbl. ‘De Ned. Leeuw’ 39ste Jrg. (1921), k. 18. |
|