Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Romke van Hettinga]HETTINGA (Romke van), zoon van Doekle v. Hettinga, zilversmid, en Reino de Lon, geboren te Harlingen in 1805 en aldaar ongehuwd overleden den 9en Mei 1879, was in zijn geboorteplaats Kapitein bij de d.d. Schutterij; later leidde hij een zeer bekrompen bestaan en had toen een handel in Deventer-koek, die hij langs de huizen ventte; op 74-jarigen leeftijd werd hij in stervenden toestand gevonden. Hij bewoog zich, zooals uit zijne hier volgende verschillende geschriften blijkt, op stichtelijk, kerkelijk en godgeleerd terrein. De leer des Bijbels aang. de H. Driëenheid, tegen de Handhaver der Herv. GodsdienstGa naar voetnoot1) verdedigd en nader in het licht gesteld. Rotterd. 1848. gr. 8o. - Het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. In tafereelen. Rott. 1851. gr. 8o. - Eene bijdrage tot de leer der absolute predestinatie, benevens een aanhangsel betreffende de wijze, waarop men van de zijde der wetenschap, de leer der H. Schrift bepaaldelijk, voor als nog, met betrekking tot het rijk der duisternis, thans verontgeestelijkt. Harlingen. 1852, gr. 8o. - Twee brieven over Kerkeenheid en Kerkinrigting. Harlingen. 1854. gr. 8o. - De onfeilbaarheid des Pausen veroordeeld. Ao 1870. Voor reken. v.d. schrijver. Harlingen. 1870. post 8o. Litteratuur: Alph. Naaml. 1833-1849, blz. 290. - Brinkman's Cat. 1850-1882, blz. 519. Aangevuld door mededeel. van Ds. H.A. Leenmans, pred. te Harlingen. |
|