Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Pieter Hendriks]HENDRIKS (HENDRICKS) (Pieter), van wien geen levensbijzonderheden bekend zijnGa naar voetnoot1), was leeraar bij de oud-Vlaamsche Doopsgezinden te Sapmeer. Geestverwant van den rechtzinnig-Doopsgezinden Groninger leeraar J. Rysdijk, bestrijder van het Socinianisme, tegenstander van Stinstra, verklaarde hij bij de uitgave van zijn Schriftuurlyke Catechismus ‘niet te durven inslaan den weg, dien J. Stinstra eenigen tijd met veel moeite en weinig geluk bewandeld heeft, naamlijk van groote onbepaaldheyd, zelfs in de gewigtigste stukken van den Godsdienst voor te staan, en te verdedigen, met ontrusting van veel hoge en lage Personen, ja der Doopsgezinden zelve, die ver de meeste niet zoo onverschillig in hunne gevoelens zijn.’ Hij drong er bij Stinstra op aan de door dezen gebezigde wapenen neerteleggen en de Drieëenheid Schriftuurlijk te belijden. In 1750 werden hij en elf anderen door de Groninger Societeit der Oude-Vlamingen aangewezen meer als algemeene Opzieners dan wel als Oudsten in den vroegeren zin om proefreizen bij de gemeenten afteleggen. De verkiezing werd vertraagd tot 1754, maar inmiddels bleken er vier van deze mannen uitgevallen te zijn, deels door bedanken, deels door overlijden; een van deze vier was Pieter Hendriks. Portretten zijn van hem niet bekend. Van hem zag het licht:
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 177. - Blaupot ten Cate, Groningen, I, blz. 133. - Sepp, Stinstra. II, blz. 100. - v. Abkoude-Arrenberg, Naamreg., blz. 224. - Cat. Doopsgez. Bibl. II, blz. 249, 250, 294. |
|