Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Arnoldus van Hel]HEL (HELL) (Arnoldus van of ab) (HELLIUS), geboren te Zwolle, studeerde eerst te Franeker o.a. onder Maccovius, werd daarna den 28en Maart 1619 op twintigjarigen leeftijd ingeschreven als student te Leiden, en in Juni 1620 door de classis van Gouda peremptoir geëxamineerd. Zijn eerste gemeente was Jaarsveld, vanwaar hij in 1632 vertrok naar Nieuwpoort. Hier overleed hij in 1635. Door de Part. Z.-Hollandsche synode van Oct. 1630 werd hij gedeputeerd om de onderlinge correspondentie te onderhouden met de synode van Overijssel, waarvan hij in de synode van 1631 te Schiedam verslag uitbracht. Uit de acta dezer synode blijkt dat hij ook een der beide predikanten was, aan wie was opgedragen de behandeling van een beroepingsquaestie te Rotterdam, met de Overheid aldaar ontstaan. Dezelfde synode wees hem ook aan als visitator der Classis. In de Z.-Hollandsche synode te Dordrecht van 24 Juli tot 4 Aug. 1635 te Woerden was hij nog tegenwoordig; hij werd er aangewezen als lid eener commissie om in de vergadering der classis Dordrecht een synodale resolutie overtebrengen en aannemelijk te maken; ook werd hij in diezelfde synode benoemd tot deputatus ad correspondentiam naar Groningen. Hij was gehuwd met Elisabeth Schaegen (vermoedelijk een dochter van Mr. Gerbrand Jansz. Schagen, pred. laatstelijk te Wijk bij Duurstede); uit dit huwelijk werd o.a. geboren Simon v. Hel(l) (zie hierna). Gen. echtgenoote van Arn. v.H. hertrouwde later als weduwe met Ds. Cornelis van Leeuwen Corn. zn., pred. te Boskoop (overl. ald. 1681) en was bij dezen moeder van den Amsterdamschen theol. Prof. Gerbr. v. Leeuwen. Zijn broeder was CASPAR VAN HEL(L), die van 1621 tot 1625 predikant was te Aalburg en Heesbeen, de eenige gemeente, die hij diende, en waar hij reeds in laatstgen. jaar overleed. Deze verdedigde in 1620 te Franeker Theses de Sacramentis in genere, sub praeside nobilissimi clarissimique viri D. Johannis Makowsky, S S Oh. Doctoris ejusdemque Facultatis ut et Philosophiae theoretïcae professoris dignissimi, praeceptoris mei multis modis observandi, waarachter Maccovius een Latijnsch gedicht plaatste (afgedrukt bij A. Kuyper, Joh. Maccovius, Bijl, G, p. XVI)Ga naar voetnoot1). Een zoon van Arn. v. Hel was SIMON V. HEL(L), achtereenvolgens predikant te Overschie (bev. 23 Aug. 1648), Weesp (bev. 21 Aug. 1650), Hoorn (bev. in Aug. 1654), Haarlem (bev. 2 Juli 1656; ald. overl. 26 Mei 1704). Hij vertegenwoordigde enkele malen de N.-Hollandsche Synode in andere Prov. Synoden. Van hem wordt verhaald dat hij eens onbekend tegenwoordig was in de kerk te De Ryp, waar de later zoo vermaarde Sal. van Til naar gewoonte na afloop van den gewonen namiddagdienst het Evangelie van Mattheus voor meer ontwikkelden verklaarde, en dat hij bij die gelegenheid zich niet kon weerhouden de gemeente met het bezit van zulk een leeraar geluktewenschen en v. Til aantesporen zoo voorttegaanGa naar voetnoot2). Uit het eerste | |
[pagina 632]
| |
huwelijk van Sim. v. Hel (met Margr. van Leek) werd één dochter geboren, die later huwde met Campegius Vitringa; een zoon uit zijn tweede huwelijk (met Margaretha v. Dommelen, wed. v. Ds. Greg. Cossius (of Costius), pred. te Rotterdam) heette Arnold v. Hel(l) en is predikant te Sloten geworden (van 1685 tot aan zijn dood in 1710). Van geen dezer predikanten v. Hel(l) zijn portretten bekend. Van Arn. v. Hel(l) verscheen in druk: Collegii Theologici Controversiarum Quaestiorum Disputatio prima, quae est de Quaestione hac, Utrum Deus velit omnes et singulos salvos fieri: ad quam A.D.O.M. Praeside Nobilissimo ac Clarissimo viro, D. Iohanne Maccovio ...... respondebit. Fran. 1618. 4o. (Opgedragen o.a. aan drie bloedverwanten Reinerus, Henricus en Gerardus Nicosius ab Hell, van wie de eerste twee hooge militaire waardigheden bekleedden). Litteratuur: Alb. Stud. L.B., k. 140, 149. - Soermans, Pred. Z.-Holl., blz. 66, 71, 99. - v. Alphen, N.K. Handb. Jrg. 1907, Bijl. Q, blz. 140; Jrg. 1910, Bijl. S, blz. 156. - Reitsma en v. Veen, Acta. III, blz. 428. - Knuttel, Acta. I, II, III, IV, VI, (reg.). - Arch. Ned. K.G. III (1831), blz. 566. |
|