Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3

[Ysbrand Eelhard Harkenroht]

HARKENROHT (Ysbrand Eelhard), zoon van den vroeger genoemden Eelhard Folk. Harkenroht, werd den 3^en Juni in 1693 geboren te Hamswerum (O. Friesl.). Hij ontving voorbereidend onderwijs in het ouderlijk huis en bezocht vervolgens de hoogeschool te Franeker. In 1711 proponent geworden diende hij achteenvolgens de gemeenten te Loppersum (door zijn vader bevestigd in 1713), Hinte (waar hij in 1714 zijn vader opvolgde), Hindeloopen (bev. den 10^en Juli 1721); zijn herhaald prediken op een collectereis in ons land vestigde hier de aandacht op hem; hij nam te Hindeloopen tevens het rectoraat der Latijnsche School waar; hij werd hiertoe aangesteld den 14^en Febr. 1724. Zijn laatste gemeente was Harlingen (bev. den 6^en Mei 1725; intr. m. 1 Cor. IV:1; afsch. te Hindeloopen den 29^en April m. Hand. I:4; ook hier bediende hij van af 1729 vele jaren het rectoraat der Latijnsche School, totdat hij in 1760 ontslag kreeg met behoud van aanzienlijk pensioen. Hij overleed den 24^en Febr. 1770 of in 1771.

Hij was gehuwd met Anna van Clauwen uit Emden.

Als predikant werd hij geroemd om zijn ijver en trouw, als geleerde deed hij zich kennen door verschillende geschriften, hieronder vermeld. De Bibl. Bremensis bevat van zijn hand tal van artikelen, meest van archaeologischen of topographischen inhoud. Later schijnt hij meer werk gemaakt te hebben van Grieksche taalstudie, zooals blijkt uit de stukken door hem geplaatst in de door d'Orville geredigeerde

[p. 528]

Miscellaneae observ. crit. Het meest maakte hij zich hier te lande naam door de bezorging eener tweede uitgave van het Latijnsche werk van Campegius Vitringa Sr. P. Typus Theologiae Practicae sive de Vita Spirituali, Ejusque affectionibus Commentatio Oratio de Synodis earumque, Utilitate, Necessitate, Auctoritate. Harl. 1750. 8^o.

Verder verschenen van hem de volgende verhandelingen:

Dissertatio de Rachele. Ad loca Jerem. XXXI, 15 en Matth. II, 18. qua disseritur et per coniecturam probabilem evinci videtur, Rachelem, non matrem Iosephi et Benjaminis, sed Vrbem vel vicum Iudae, indicare in: Bibl. Bremensis. Cl. V, fasc. VI, p. 1095-1111. - Dissertatio topographico-theologica, de Monte Sublimi, in quo Christus a Diabolo tentatus perhibetur. Matth. IV:8, Luc. IV:5, 6, qua modeste inquiritur de montis situ, è cuius cacumine eminus Servator videre potuit omnia Regna mundi et gloriam eorum, qui conjicitur idem fuisse, in quo Christus transfiguratus legitur. Matth. XVII:1, Marc. IX:2, Luc. IX:28 in: Bibl. Brem. Cl. VI, fasc. V, p. 969-989. - Dissertatio Choro-topographico de Aenon prope Salim, qua modeste de huius vero situ anquiritur, eumque circa fines regionis Jisachariticae, non ita procul Jardene et Nephtalitidos, quondam termino quaerendum esse ostenditur, ad illustrationem loci Joh. III, 23, in: Bibl. Brem. Cl. VII, fasc. II, p. 349-356. - Dissert. topographico-theologico-mystica, de ןופצה ad locum Ezech. I;4, in: Bibl. Brem. Cl. VII, fasc. IV, p. 601-623. - Periculum criticum quo ΑΕΒΗΔΩΝ Hesychii, aliaque ejus depravata loca explicantur, in: Bibl. Brem. Cl. VIII, fasc. II, p. 339-357. - Epiphyllidum Critico-Sacrarum Fasc. I in : Miscell. Observat. crit. Vol. X. T. I, p. 69-84. - Sicilimentorum ex Hesychii Glossis maniperlus primus; in hetz. werk Vol. X. T. II, p. 311-316; T. III, p. 321-335. - Coniectanea de Athenodoro Sandonis F. Cananita, Pauli apostoli literario formatore, Philosophico Stoico; in: Misc. Observ. crit. Nov. T. I, p. 49-62. - Dissertatio epistolaris, De Busto Lharledano. Traj. 1721 8^o. 2^de dr. achter Oost-friesche Watersnood enz. van zijn oom J.E.H. hiervóór).

Ook gaf hij een vertaling van: Het voorbeeld van de leer der goddelijke genade van? en schreef hij een voorrede voor een werk van Campegius Vitringa (zie: Cuperus, Kerk. leven Friesl., blz. 209).

Litteratuur: V.d. Aa. Biogr. Wdb. VI, blz. 67. - Saxe, Onom. liter. T. VI, p. 388. - Schotel, Kerkel. Dordr. II, blz. 269, 270. - Greydanus. Pred. Cl. Franeker, blz. 52. - Romein, Pred. Friesl. blz. 190, 400. - v. Veen, Geref. Kerk in Friesl., blz. 37. - Sepp, Stinstra. I. blz. 249, 250. - Boekz., Jrg. 1770a, blz. 312, 313. - Strodtman, Das neue Gelehrte Europa X. Th. S, 395-401.