[Nicolaas Haring]
HARING (Nicolaas), geboren te Oostzaan den 5en Nov. 1633, werd ingeschreven als student te Leiden den 17en Jan. 1657. Achtereenvolgens was hij predikant te Uitgeest (Febr. 1658), Edam (ber. Nov. 1660), Leeuwarden (vertr. v. Edam 1 Nov. 1678; bevest. te L. Dec. d.a.v.), Utrecht (bevest. 26 Juni 1681). Aldaar bleef hij werkzaam tot zijn dood, den 25en Maart 1708.
Hij huwde 1o den 17en Aug. 1663 te Amsterdam met Susanna Marcus, 2o den 16en Nov. 1690 te Amsterdam met Catharina Oostzaan, van Oostzaan, wed. Pieter van den Bergh.
Van hem bestaat een portret ter halver lijve, in mantel, in ov. met 4 reg. vers. Naar M. Gillig, door J. Gole. Met adres v. J. Specht. kl. fol. (vgl. Muller, Cat. v. Portr., No 2173). Een vers van hem getiteld De gangen Gods in 't heiligdom vindt men vóór het rijmwerk van Henrica Hoolwerf, Kracht in zwakheid.
Verder zag van hem het licht:
Oude-vier-baeck, ofte gedachtenisse vande brandt tot Edam, 24 Febr. 1602. Edam. 1677. 4o. - Θρησϰειολογία, ofte aanmerkingen over de Religie, tot ontdekking en vaststelling der ware godsdienst, als ook tot opwekking en bevordering van de kragt der Godzaligheid. Utr. 1696. 4o. |
Litteratuur: Alb. Stud. L. Bat., k. 454. - Laurman, Pred. Cl. Leeuwarden, blz. 16. - Romein, Pred. Friesl., blz. 27. - v. Rhenen-Voet, Pred. Utr., blz. 18. - v.d. Aa, Wdb. Ned. Dichters. II, blz. 203.