Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Alexander van Harencarspel]HARENCARSPEL (Alexander van) behoorend tot een geslacht, ook wel VAN HARINGCARSPEL genoemd, werd den 26en Juni 1758 geboren te Eenigenburg (gem. St. Maarten) uit het huwelijk van Abraham v.H. en Johanna Bakker, wier vierde zoon hij was. Na van zijn vader voorbereidend onderwijs aan huis te hebben ontvangen, werd hij, na den dood van dezen in 1773, nog in datzelfde jaar geplaatst op de Latijnsche School te Lingen, waar hij drie jaren bleef. In 1776 werd hij student te UtrechtGa naar voetnoot2); eer hij na zes jaren de academie verliet, gaf hij het geschrift uit, hieronder vermeld, aanvankelijk bestemd voor het genootschap ‘Tendimus ad idem et Tandem fit surculus arbor,’ waarvan hij gewoon lid was. Den 28en Mei 1782 door de classis Alkmaar met lof bevorderd tot proponent, werd hij den 21en Augustus d.a.v. peremtoir geëxamineerd te Amersfoort, en den 6en Oct. d.a.v. bevestigd te Bunschoten door Ds. P.Th. Avinck du Pré, pred. te Zuilen (m. 2 Tim. IV:5b; intr. m. Hand. XVI:9, 10). Vandaar vertrok hij naar Tiel, waar hij den 3en Juli 1785 bevestigd werd door zijn broeder A.F.J. van Harencarspel, pred. te Nijmegen (m. Hebr. XIII:17; intr. m. Ef. III:8; afsch. te Bunschoten 19 Juni m. Hand. XX:31, 32a). In 1788 bedankte hij voor een uitnoodiging om te prediken te Leeuwarden, waar zijn naam op een drietal stond en voor een beroep naar Maastricht, in 1792 eenparig op hem uitgebracht; hiervoor ontving hij van overheidswege een aanzienlijk geschenk in zilver. Den 20en Nov. 1793 wijdde hij de geheel vernieuwde Kleine Kerk te Tiel in (m. Hebr. X:25a). Den 12en Febr. 1797 nam hij echter afscheid van Tiel (m. Gal. VI:16), vertrekkend naar zijn laatste standplaats Amsterdam, waar hij den 5en Maart d.a.v. werd bevestigd door Ds. J.M. Noothoven, pred. ald. (m. Hand. III:22b) en den 8en intree deed (m. Rom. I:15). Hij overleed aldaar den 2en April 1817. In 1810 fungeerde hij als assessor in den N. Hollandsche synode te Enkhuizen. Hij huwde den 15en Sept. 1782 met Johanna Aartzen, (overl. 1 Nov. 1800) oudste dochter van Wouter Aartzen, in leven Schepen der stad Alkmaar. Den 21en Oct. | ||
[pagina 519]
| ||
1806 hertrouwde hij te Watergraafsmeer met Dina Catharina Elisabeth Farret (geb. 15 Nov. 1779, overl. 28 Juli 1853 te Alkmaar), dochter van Mr. Johan Pieter Farret, oud-wethouder enz. te Amsterdam. Alle zes kinderen uit het eerste huwelijk stierven nog vóór de moeder; van de vijf uit het tweede was de oudste Joan Pieter van Harencarspel (geb. 16 Nov. 1807, overl. 24 Apr. 1862), pred. resp. te Echten en Driel (1831), Voorschoten (1834), Wageningen (1837), Leeuwarden (1843); van hem is een leerrede bewaard in een bundel leerredenen voor den Haarlemmermeerpolder. Van Al. v. Harencarspel zijn geen portretten bekend. Van hem zag het licht:
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 62. - Vervolg op Croese, Pred. Amst. (1818), blz. 54-60. - Nederlands Patriciaat, 6de Jrg. (1915), blz. 146. |
|