[Petrus Hamer]
HAMER (Petrus), behoorende tot het geslacht te voren beschreven, werd den 17en Maart 1716 geboren te Deventer uit het huwelijk van Jan Hamer, apotheker aldaar, en Petronella Braakman. Zijn vader verloor hij vroeg. Hij werd ingeschreven in het Album Stud. van de Illustre School zijner vaderstad den 12en Sept. 1735, later in dat te Groningen den 10en Sept. 1738. Proponent geworden bij de classis van Groningen was hij predikant te Wybelzum O. Friesl., waar hij den 29en Oct. 1741 bevestigd werd door Ds. Loth, pred. te Larreld; daarna van Oct. 1744 tot den 16en April 1752 te Wirdum (bevest. door Ds. Eilshemius, pred. te Uttum; van 23 April 1752 tot 28 Sept. 1760 te Leer, en van 12 Oct. 1760 tot zijn dood, den 2en Dec. 1779, te Emden, waar hij ook inspector was (bevest. door Ds. M. Meiners, pred. ald. (m. Jes. XXX:20; intr. m. Jerem. XXIX:7; afsch. te Leer m. Hebr. XIII:20, 21).
Te Emden geraakte hij in conflict met de Doopsgezinden. T.J. Vissering, een aanzienlijk Mennoniet, was in 1746 met zijn vrouw overgegaan tot de Gereformeerden. Hamer hield na diens overlijden op hem een lijkrede, die hij liet drukken in 1768. Toen de dochter van den overledene nu weer terugkeerde tot de Doopsgezinden, bezorgde Hamer een omwerking van bedoelde lijkrede, en liet deze met een vroeger ook reeds verschenen voorrede drukken. Hij viel daarin de Mennonieten op krasse wijze aan. De Doopsgezinde leeraar R. Rahusen gaf hiertegen uit een Afgeperste Verdediging van de Eere en Leere der Mennonieten tegen de kwaadaardige Beschuldigingen en bitze Voorstellingen v.d. Wel-Eerw. Heer Petrus Hamer. Uitgestort in de Voorreede v.d. uitgegeven Kerkreden v.d. Wel-Eerw. Godvr. Heer Helmerus Schrôder, wylen Pred. te Emden, en de daar agter aangevoegde Lyk-Predikatie over wylen Tob. Jac. Vissering. In een uiterst fel Beknopt Antwoord kwam Hamer daarop terug. Ook de Mennonitische leeraar H. Waerma (vroeger te Emden; sinds 1761 in de bediening te Deventer) was door Hamer in diens lijkrede niet gespaard. Waerma verdedigde zich door een Noodige Beantwoordinge tegen Hamer, waarop deze hem weer van antwoord diende in een brief achter zijn Antwoord op R. Rahusens Smaadschrift. Daarin wenscht hij o.a. den Mennonieten toe dat het hun gaan moge als den Jezuieten in Portugal (p. 18). Hamer had de agt Kerckredenen tegen de verordening in, zonder censuur laten drukken; de magistraat had dit door de vingers gezien, om den predikant niet onaangenaam te zijn. Van zijn Beknopt Antwoord echter gaf de magistraat het handschrift aan twee predikanten, opdat deze Hamer tot andere gedachten zouden brengen. Zoo kreeg de Coetus het in handen; deze had er geen bezwaar in en gaf het aan den auteur terug. Toen Hamer het opnieuw naar den drukker zond,
liet de magistraat de volle verantwoordelijkheid voor dezen, die het nu in het licht zond, zonder approbatie van de overheid, met de bijvoeging: ‘Tot verantwoording van den Autheur.’ Nauwelijks van de pers, liet de regeering echter zoowel dit geschrift als dat van Rahusen confiskeeren en alle aanwezige exemplaren intrekken.
P. Hamer huwde den 12en Juli 1744 met A. Wallands; uit dit huwelijk werden vijf zoons en drie dochters geboren, van welke twee zoons en een dochter vóór hem overleden. Twee der overgebleven zoons zijn predikant geworden in O. Friesl.: Bernard van 20 Apr. 1777 tot zijn overlijden 8 April. 1788 pred. te Ophuizen, en Petrus, eerst pred. te Woldhuizen, en van af 1791 te Hamswerum.
Geschriften van Petr. Hamer:
Lyk-Predikatie over wylen Tob. Jac. Vissering, achter de door Hamer uitgegeven
|