Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Frederik Constans van den Ham]HAM (Frederik Constans van den) werd geboren den 13en April 1817 te Rotterdam uit het huwelijk van Frederik v.d. Ham, een bekend pred. ald.Ga naar voetnoot3) en Sophia Constantia Petronella van der Muelen. Hij werd als student te Utrecht ingeschreven den 8en Dec. 1835. Proponent geworden bij het Prov. Kerkbestuur van Utrecht in Oct. 1841, werd hij den 22en Mei 1842 door zijn vader bevestigd als pred. te Veenendaal (m. Jac. I:21b), en deed hij intrede (m. Gal. I:11). Hij nam er afscheid den 28en Febr. 1847 (m. Ef. III:14-21) en deed den 7en Maart d.a.v. intrede te | ||
[pagina 470]
| ||
Harderwijk (m. Lc. XIV:25b), na bevestiging door Ds. B.J.H. Taats, pred. ald. (m. Lc. XIV:17). Kort te voren, den 18en Jan. 1847, werd hij andermaal ingeschreven in het Album Stud. te Utrecht, waarna hij den 21en d.a.v. aldaar summa cum laude den doctorstitel in de Theologie verwierf na verdediging van een van grondige geleerdheid en helderen geest getuigend proefschrift over de leer aangaande O. en N. Verbond in den Hebreeërbrief (titel hieronder). Zijn laatste gemeente was Utrecht, waar hij den 11en Mei 1851 bevestigd werd door Ds. J.F. van Hoogstraten, pred. ald. (m. Matth. XXVIII:18-20) en intrede deed (m. Col. I:27b, 28a); afsch. te Harderwijk den 4en Mei (m. Hebr. XIII:20, 21). Hij overleed te Utrecht den 19en Aug. 1863. Verscheiden gemeenten begeerden hem als herder en leeraar. Tot zijn vriendenkring reeds als student behoorden J.I. Doedes en J.J. van Oosterzee. Zijn prediking was sterk dogmatisch, maar verloor de practijk daarbij niet uit het oog. Hij liet een diep spoor na. De studie bleef hij bijhouden. Voor candidaten hield hij te Utrecht een privatissimum, waarin hij J.H. Scholtens Leer der Hervormde Kerk bestreed. Tot de door hem onderwezen en gedoopten behoorde ook Dr. Ph.S. van Ronkel, eertijds Israëliet. Toen door de Kaapsche Synode der Ned. Gereformeerde Kerk besloten werd tot oprichting van een seminarium te Stellenbosch, werd hij den 3en Nov. 1852 benoemd tot hoogleeraar aldaar, waarvoor hij echter een en andermaal bedankte, omdat ‘eene bijzondere duidelijke en bepaalde aanwijzing’ om aantenemen altezeer hem ontbrak. De door hem uitgegeven leerredenen zijn degelijk, maar zijn voordracht was niet sierlijk. Een toga droeg hij nooit. Zijn zwak gestel was hem in velerlei een belemmering. Hij behoorde tot de oprichters van de Utrechtsche Zendingsvereeniging. Hij huwde den 31en Mei 1844 te Utrecht met Elisabeth Antonia Backer (overl. te Utrecht 27 April 1884). Ook zijne moeder overleefde hem. Zijn eenig kind was de latere hoogleeraar F.C. van den Ham te Groningen (overl. 1913). Van hem bestaat een portret, kniestuk rechts zittende. Lith. m. facs. door C.C.A. Last. 4o. Vgl. v. Someren, Cat. v. Portr., No 2250*. De toespraak door een oud-leerling gehouden op zijn graf, verscheen in druk bij H. Melder te Utrecht. Hij was medewerker aan: Elpis. Algem. Tijdschr. v. Z.-Afrika. Afzonderlijk zag van hem het licht: Doctrina de veteri novoque Testamento, in epistola ad Hebraeos exhibita. Ultraj. 1847. (Dissert.) - De Ontferming des Heer en over de ellende der Heidenen. Leerr. geh. te Zeist 4 Aug. 1852. Utr. 1852. gr. 8o. - Christus de weg, de waarheid en het leven. Drie leerredenen. (Uitgeg. t. behoeve v. Veenendaals noodlijdenden door de overstrooming). Utr. 1855. gr. 8o. - [Met J.J.L. ten Kate en B.J.H. Taats]: Een offer der liefde. Drietal Leerred. Utr. 1856, gr. 8o. In Jaarboeken van Wet. Theol.:
Litteratuur: Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. II, kol. 540. (art. v. A.F. de Savornin Lohman). - Alb. Stud. Rh.-Traj., kol. 312, 358. - Boekzaal. Jrg. 18632, blz. 210, 220, 223. - A.W. Bronsveld, Voor Vijftig Jaren. Persoonl. Herinner. aan Utrecht blz. 49-52. - v. Alphen, N.K. Handb. Jrg. 1903, Bijl. U, | ||
[pagina 471]
| ||
blz. 131; jrg. 1910, Bijl. S. blz. 167, 168. - G.J. Vos Azn., Groen v. Prinsterer en zijn tijd (reg.) |
|