Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3
(1919-1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Andreas Hagius]HAGIUS (ook geschreven: HEGIUSGa naar voetnoot1) (Andreas), zoon van Simon Hagius, en toegenaamd Frisius werd ingeschreven als student te Heidelberg den 14en Apr. 1568 en was in 1572 predikant te Sneek, vanwaar hij in 1573 zich genoodzaakt zag te vluchten. Hij ging naar Holland en werd in 1577 predikant te Heenvliet, nadat de classis besloten had dat hij aldaar ‘gepresenteert’ zou ‘werden om syn gaven te laten hooren, om aldaer als dienaer des woorts aengenomen te mogen werden’.. In 1578 ontving hij een beroeping naar Sneek en de classis consenteerde hem daarheen te gaan, wanneer het Evangelie er ‘met vreede ende opentlyck’ zou kunnen worden gepredikt. Zijn antwoord aan Sneek luidde, dat hij Holland niet dacht te verlaten ‘voor ende aleer het vrede was in geheel Nederlandt’. Toch duurde zijn verblijf te Heenvliet nog slechts kort, want den 12en Maart 1579 besloot de kerkeraad van Den Briel hem te beroepen, ter vervanging van den overleden Andries CorneliszeGa naar voetnoot2); in 1579 verhuisde hij dan ook daarheen. Maar in 1580 volgde weer een beroeping naar Sneek. Den 1en Sept. vertrok hij derwaarts. In 1583 werd hij predikant te Rhijnsburg, en in 1586 werd hij beroepen als derde predikant te Hoorn, waar hij in 1589 overleed. Onder degenen, die de Acta van de Prov. Synode van Dordrecht in 1574 onderteekenden, komt als laatste onderteekenaar ‘Andreas Hagius, frisius’ voor. Hij was praeses van de Z.-Hollandsche synode te 's-Gravenhage van 7 Juni tot 5 Juli 1583 en van de N.-Hollandsche synode te Amsterdam van 30 Mei tot 1 Juni 1589. Door laatstgen. synode werd hij aangewezen als lid eener commissie om door middel van de Staten het geschil met Taco Sybrantsz van Alkmaar bijteleggen, die op advies van de classis van Alkmaar door den magistraat van Medemblik tot predikant was verkozen, waarmede de kerkeraad aldaar verklaarde geen genoegen te nemen. Gevolg was een klacht van den kerkeraad bij de classis van Enkhuizen. Hagius beleefde de oplossing van deze quaestie door Prins Maurits (in Oct. 1590) niet meer. De Schiedamsche synode benoemde hem ter vervanging van Prof. Saravia in een commissie tot onderzoek van de ‘breedere verklaring’ van Herberts, waarbij | |
[pagina 454]
| |
deze zich nader uitsprak over bepaalde punten in zijn bestreden boek over Rom. II:28. Geschriften zijn van Andr. Hagius niet bekend; portretten evenmin. Litteratuur: de Wal, Ned. Stud. Heidelb. no 756. - Romein, Pred. Friesl., blz. 330, 331. - Soermans, Pred. Z.-Holland, blz. 59, 109. - H. de Jager, De Brielsche Archieven. Geschiedk. Mededeelingen, 1ste en 2de stuk, blz. 125-155. - Alg. Ned. Familieblad. XIV, blz. 241. - Reitsma en v. Veen, Acta, I, II (reg.). - Hania, Helmichius (reg.). - Veeris, Pred. N. Holl., blz. 128. - Veltenaar, Geref. den Briel, blz. 85. |
|