[Frans de Haes]
HAES (Frans de) werd geboren te Rotterdam den 18en April 1708 en overleed ald. den 14en April 1761. Zijn vader was Joan de Haes, zijn grootvader Frans de Haes aldaar; hij dichtte gelijk deze beide, en gaf een aantal niet onverdienstelijke stichtelijke verzen. Ondanks de bekrompen taalzifterij, in zijn tijd gebruikelijk, waarin hij zooveel belang stelde dat hij voor eigen gebruik een Nederduitsche Spraakkunst schreef, die hij tot maatstaf nam bij al zijn werk, onderscheidde hij zich gunstig van de meeste dichters onder zijn tijdgenooten. Had hij zijn talent niet naar dien maatstaf ontwikkeld, dan zou hij nog meer hebben uitgeblonken. Het verheerlykt en vernederd Portugal is het beste van wat hij geleverd heeft.
Hij was gehuwd met Anna Reeven, eerder weduwe van Ds. Corn. van den Berg; zij was zelve eenigszins dichteres en bezorgde na zijn dood de uitgave van zijn Nagelaten Gedichten en Nederd. Spraakkunst (in 2 dln.).
Behalve eenige vertalingen, o.a. van de Gedenkschriften van Filip van Comines (met aanteek.) Amst. 1757 en zijn uitgave van de Poëzy van H. Snakenburg. Leiden. 1753, zag van hem het licht:
Poëtische Uitbreiding en Bespiegeling over de Evangeliegelijkenis van den Verloren Zoon. Rott. 1744. 2de dr. ald. 1754. - Stichtelijke Gedichten. Amst. 1746. - Het verheerlykt en vernederd Portugal, met een verzameling v. vescheidene gedichten. Amst. 1758. 4o. - Nagelaten Gedichten en Nederd. Spraakkunst, 2 dln. Amst. 1764. 4o. - Buitendien schreef hij eenige lijkzangen op Adr. v. Cattenburch (1743), op J. Wetstein (ook afzonderlijk uitgeg.) (1754). Het geschrift Poëtenstrydt voor en tegen het .... Huis v. Oranje en Nassau, en de Stadhouderlyke Regeering; voorgevallen te Rotterdam, in .... MDCCXLII bevat gedichten van J. Oudaen en F.D.H., (waarmee vermoedelijk F. de Haes is bedoeld) n. aanl. van een preek, van Ds. v.d. Hoeven te Rotterdam, waarin deze Oldenbarneveld verdedigd had.
Litteratuur: Witsen Geysbeek, Biogr., Anthol. en Crit. Wdb. v. Ned. Dichters. III, blz. 18-36. - Frederiks en v.d. Branden, Biogr. Wdb., blz. 311. - Nav. VIII (1858) blz. 349-351. - Knuttel, Cat. Pamfl. IV, No 17496.