gelegenheid; vooral op zijn initiatief is dan ook de ‘Vereeniging tot bevordering van Zondagsrust’ in 1881 gesticht.
Behalve het reeds genoemde, is van zijn hand in druk verschenen:
De Runderpest. Godsdienstige toespraak. (Purm. 1866), waarin hij waarschuwt tegen de lijdelijkheid van een zoogenaamd geloof en aandringt op gehoorzaamheid aan de Overheid; Waarom typhus? (drie drukken), waarin hij de meening bestrijdt, dat die toen heerschende ziekte een strafgericht van God zou zijn; Godsdienst en leven. Bloemlezing uit de nalatenschap van F.W. Robertson (Gron. 1865; 2e dr. ald. 1873); Ter gedachtenis (Kampen 1878) en een vertaling van Luther's De Vrijheid van den Christen (Arnh. 1883).
In Waarheid in Liefde schreef hij, behalve het artikel over Channing: Vergelijking van den Paulus der Brieven met dien der Handelingen (Jaarg. 1860, IV), min of meer in aansluiting aan zijn dissertatie; Jezus Christus, verheven boven de bevatting der Evangelisten (Jaarg. 1862, VI); Moet men kiezen tusschen orthodox en modern? (Jaarg. 1863, I), ontkennend beantwoord, naar aanleiding van Pierson's Zwakheid en Kracht; Het leven van Jezus door E. Renan (Jaarg. 1863, IV), waarbij zijn eindoordeel is, dat ‘het nog meer aan de persoonlijkheid des schrijvers, dan aan zijne wetenschappelijke meeningen ligt, dat zijn arbeid mislukt is.’ Later plaatste hij zijn bijdragen in Geloof en Vrijheid, waarin achtereenvolgens zijn opgenomen: Door welke middelen kunnen wij de kerk van het twisten en veroordeelen, dat haar verdeelt, terugbrengen tot het opbouwen van christelijk geloof en leven, dat verzoent? (Jaarg. 1874, blz. 600-611), een referaat op de vergadering der Evangelischen te Utrecht den 6en en 7en Mei 1874 gehouden. Het antwoord is: geen polemiek, geen bitter oordeel, maar samenwerking op allerlei practisch gebied; doch vooral wedergeboorte van kerk en individu door persoonlijk godsdienstig geloof. Verder: De 27e October 1553 (Jaarg. 1876, blz. 646-651), dag van Servet's verbranding; Is het doemvonnis over de wederdoopers: Qui iterum mergit, mergatur, van Zwingli? (Jaarg. 1878, blz. 144-148), ontkennend beantwoord; Dr. Pierson's Studien over Johannes Kalvijn (Jaarg. 1881, blz. 177-204) en Nog iets over Kalvijn (Jaarg. 1881, blz. 480-498); Luther in zijn studeervertrek met het Nieuwe
Testament van Erasmus (Jaarg. 1883, blz. 517-566), een psychologische studie over Luther, naar aanleiding van een exemplaar van Erasmus' Nieuwe Testament, aanwezig op de Groninger Bibliotheek, waarin Luther eigenhandig aanteekeningen maakte, die den indruk weergeven, door de lezing in hem gewekt; Het ‘Onderwijs der Apostelen’ (eene kerkorde uit de tweede eeuw) (Jaarg. 1884, blz. 254-262) en Kalvijn in 't licht der Geschiedenis (Jaarg. 1884, blz. 138-153), naar aanleiding van Pierson's Studiën over Johannes Kalvijn, 2e stuk. In de Tijdspiegel van 1881 plaatste hij een artikel: Zijn de Remonstranten op de Synode van Dordrecht te recht veroordeeld? welke vraag ontkennend wordt beantwoord. Al is dit betoog niet openlijk bestreden, merkt Sepp terecht op, dat het ‘gewis geen algemeene sympathie gevonden heeft bij degenen, die meenen, dat vraagstukken van historischen aard zuiver naar hun tijd, niet naar een lateren, zij het ook beteren, beoordeeld mogen worden.’
Na zijn dood bezorgde J.M. Boon-Hofstede de Groot de uitgave van: Liefde en geloof. Bloemlezing uit de nalatenschap van C.P. Hofstede de Groot (Amst. 1885).
Litteratuur: Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., dl. II, kol. 529. - Frederiks en v.d. Branden, Biogr. Wdb., blz. 361. - H. Brouwer, In memoriam C.P.H.