[Eskelhoff Carsjen Gravemeyer]
GRAVEMEYER (Eskelhoff Carsjen), afstammend uit een Oost-Friesch predikantengeslacht, wier leden sinds 1727 de Hervormde kerk in Oost-Friesland en Nederland gediend hebben, werd den 17en Augustus 1847 te Onstwedde geboren als zoon van Henricus Eskelhoff Gravemeyer, predikant aldaar (zie beneden) en van Wubbina Busemann. Den 13en October 1868 liet hij zich aan de Hoogeschool te Groningen inschrijven en promoveerde er den 10en December 1874 tot doctor in de godgeleerdheid op een proefschrift, getiteld: De Paulinische leer van de verzoening (Gron. 1874). Voor zijn opleiding had hij zeer veel aan zijn vader te danken, terwijl ook de leiding der hoogleeraren D. Chantepie de la Saussaye en F.W.B. van Bell met groote waardeering door hem in de voorrede van zijn proefschrift herdacht wordt. Na den 30en Augustus 1876 gehuwd te zijn met Titia Groen (geb. 30 September 1851), werd hij den 10en September d.a.v. door zijn vader bevestigd als predikant te IJsselmuiden. Achtereenvolgens verbond hij zich aan de gemeenten Oosthem (20 October 1878), Oldeboorn (23 October 1887), Gorinchem (8 November 1891) en Utrecht (16 Juni 1895), waar hij na een korte ongesteldheid op den 1en Paaschdag, 15 April, 1900 overleed.
Gravemeyer, die het laatste jaar van zijn leven lid van het Hoofdbestuur der Confessioneele Vereeniging is geweest, was een man ‘die het liefst in eenvoudigheid zijnen weg ging ... die gebukt ging onder het gemis aan liefde, aan broederlijke liefde vooral, waardoor onze tijd helaas! in zoo menig opzicht met een zwarte kool staat geteekend.’ Hij had de Hervormde kerk lief en betreurde de scheuring, die door de Doleantie ontstaan is. Op zijn uitnoodiging en die van Dr. Wagenaar uit Heeg kwamen den 14en April 1885 eenige predikanten te Sneek samen, die toen de Friesche Gereformeerde predikantenvereeniging hebben opgericht.
Behalve zijn proefschrift gaf Gravemeyer: Zalig zijn de dooden, die in den Heer sterven. Leerrede na het overlijden van Ds. C.P.N. Pikaar (Utr. 1897) en een