[Johannes Grambusch]
GRAMBUSCH (Johannes), te Dulken in het hertogdom Gulik den 17en Februari 1711 geboren, ging, nog geen jaar oud zijnde, met zijn ouders naar Venlo, waar hij zijn voorbereidende studiën volbracht. Daarna studeerde hij vier jaren aan de Utrechtsche Hoogeschool, waar zijn naam echter niet in het Alb. Stud. voorkomt, en werd, 18 jaar oud, den 7en September 1729 proponent onder de classis van Nijmegen. Reeds den 1en April 1730 ontving hij een beroep naar Zegveld, waar hij in September d.a.v. intrede deed en werkzaam was, tot hij den 13en December 1733 te Venlo bevestigd werd als adjunct van Ds. J.W. Feylingius (zie boven, blz. 54) en tevens het rectoraat van de Latijnsche school op zich nam. Dit laatste legde hij neer, toen hij na Feylingius' overlijden, 18 April 1739, tot den vollen predikdienst geroepen werd. Echter moest hij wegens verzwakking sinds 1757 door een adjunct-predikant worden bijgestaan en ging in 1769 met verlof van den Raad van State te Buren wonen, waar hij den 11en Mei 1787 overleed. Hij was in 1739 gehuwd met Dina Adriana Mesch, die hem overleefde.
Van zijn hand zag het licht:
Vreede toegewenst alle tijdt, in allerlei wijze aan de Kerk en het Landt in het gemeen, en aan de Gemeente te Venloo in 't bijzonder, op de Eerste dag van het Vredes-Jaar 1749, uit 2 Thess. 3:16 (Delft 1749); De Staat der Gereformeerde Kerkgemeentens, in het Opperquartier van Gelderland, bijzonder te Venlo, voorgevallen, bij den aanvang der Reformatie en verders tot op dezen tijd vervolgd (Nijm. 1789).
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - De Jongh, Pred. Geld., blz. 311. - Boekzaal, Jaarg. 1787a, blz. 692; 1789b, 548.