[Nicolaas Hendrik de Graaf]
GRAAF (Nicolaas Hendrik de), zoon van notaris Nicolaas de Graaf en van Hendrika van Sisseren, werd te Utrecht geboren den 17en Februari 1823. Hij doorliep het Gymnasium aldaar en liet zich den 12en Januari 1841 inschrijven aan de Hoogeschool te Utrecht, volgens het Alb. Stud. als jurist. Den 3en Mei 1849 door het Provinciaal kerkbestuur van Utrecht tot den predikdienst toegelaten, ontving hij enkele dagen daarop een beroep naar Elden en deed er 12 Augustus van dat jaar zijn intrede, om vanhier naar Apeldoorn te gaan, waar hij tot tweeden predikant benoemd was en 12 Januari 1853 bevestigd werd. Na voor Vlissingen bedankt te hebben, deed hij den 2en Mei 1863 zijn intrede te Rotterdam; één week te voren had hij van Apeldoorn afscheid genomen. Van Rotterdam vertrok hij den 8en October 1871, om de daaropvolgende week te Amsterdam door Ds. J. Cramer bevestigd te worden met een later uitgegeven leerrede: De Evangeliedienaar van allen vrij en en toch allen dienstbaar, 1 Cor. 9:19b, waarop hij den 18en October zijn intreerede hield. Hier bleef hij werkzaam tot zijn overlijden op 19 November 1886. Hij was gehuwd met Johanna Elizabeth Pierson (geb. 21 Febr. 1830, gest. 14 Februari 1913).
Slechts één geschrift van zijn hand heeft het licht gezien, nl. een Toespraak naar aanleiding van 1 Tim. 4:8b, gehouden in het kamp bij Milligen, 16 Sept. 1860 (Amst. 1860), maar door zijn ‘zeer eigenaardige persoonlijkheid’ heeft hij vooral te Amsterdam grooten invloed geoefend. ‘Wonderbaar populair was deze prediker. Hij had de gave om op den kansel geestig te zijn, zonder ooit tot platheid te vervallen of ook maar iets van zijn deftigheid te verliezen en de plaats te vergeten, waar hij stond ... Hij hield een besliste, ernstige preek, maar dat hij den strengsten toets aan de Gereformeerde belijdenis had kunnen doorstaan, gelooven wij niet.’ In de dagen der Doleantie schaarde hij zich ook onder de tegenstanders van Dr. A. Kuyper. Officiëel werden zijn verdiensten erkend door zijn benoeming tot ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw.
Litteratuur: Tr. en Zw., 22e Jaarg., blz. 105. - A. Loosjes, Vóór ruim een halve eeuw, blz. 120, 121. - Boekzaal, passim. - Aangevuld door mededeelingen van den Heer W.M.C. Regt, te Oudshoorn.