[Franciscus van Gogh]
GOGH (Franciscus van), ontving als proponent te Utrecht, een beroep naar Abbenbroek, waar hij den 31en Augustus 1783 intrede deed en werkzaam was tot den 7en October 1792. Twee weken later werd hij te Nieuwerkerk op Duiveland bevestigd (beroepen 1 Juli 1792), vervolgens den 24en November 1794 te Schiedam tot predikant gekozen en aanvaardde daar de Evangeliebediening op 15 Maart 1795, na de week tevoren van Nieuwerkerk afscheid genomen te hebben. Gezichtsverzwakking noodzaakte hem in 1818 emeritaat te vragen; hij vestigde zich daarop te Rotterdam en overleed er den 14en Mei 1824.
Hij gaf de volgende geschriften uit:
Opwekking om alles te doen, wat mogelijk is, tot bevordering van het echte Christendom (Schiedam 1805). |
Toespraak aan de gemeente van Schiedam, ter gelegenheid van de troonsbeklimming van Willem I (Schiedam 1815). |
De Bijbel, een boek zoo vermakelijk, als nuttig voor allerlei lezers (Schiedam 1815). |
Zijn beeltenis ziet het licht, zonder naam van den graveur.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Cat. Letterk., dl. II, kol. 236. - Boekzaal, Jaarg. 1824a, blz. 727 en passim. - Cat. Burgersd. en Niermans, blz. 775.